Categorie archieven: Inhoud

1. Onmogelijk

In zijn gebod en zijn gebed verwacht Jezus goddelijke eenheid tussen óns

Iemand vroeg een keer als strikvraag aan Jezus: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Jezus gaf toen als antwoord: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’1

Dit zijn twee pittige, maar ook redelijke opdrachten. Je moet God liefhebben. Niet – zoals vaak gezegd wordt – dat je hem lief hebt boven alles. Nee, je moet hem liefhebben met alles wat je hebt. Hij verwacht van jou niet meer dan je kunt geven. Datzelfde geldt voor je houding naar je medemens toe. Je hoeft de ander niet meer liefde te geven dan wat je voor jezelf kunt opbrengen.

Ik kom wel eens mensen tegen die een gruwelijke hekel aan zichzelf hebben. Dat is meestal eenvoudig vast te stellen. Ze hebben aan vrijwel iedereen een hekel. Hun leven is een aaneenrijging van ruzies, die zij vaak zelf veroorzaken. Als je niet van jezelf kunt houden, lukt het je niet een ander echt lief te hebben. Zoals het tweede grote gebod geformuleerd is, biedt het ook ruimte aan degene die zichzelf afwijst en moeite heeft met relaties. Je hoeft een ander niet meer liefde te geven dan je voor jezelf kunt opbrengen. Daarmee wil ik trouwens niet zeggen dat het in orde is haatdragend je leven te slijten. God heeft iets veel mooiers voor je in petto.

Zoals ik al zei, dit lijken billijke geboden. Met stevige discipline zou het moeten lukken ze uit te voeren. Als iedereen zo zou leven, zou de maatschappij er een stuk op vooruitgaan. Dit is mogelijk. Toch?

Maar vervolgens, op de avond voor zijn sterven, veranderde Jezus de maatstaf voor zijn volgelingen. Hij ging geen treetje hoger. Nee, hij verhoogde de norm met de factor oneindig: ‘Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.’2 Dit klinkt bespottelijk. Hoe kun je nu van mij, een mens van vlees en bloed, verwachten dat ik voor mijn medemens opbreng wat Jezus heeft gepresteerd? Dat is toch godgans ondoenlijk? Dit was vast en zeker een slip of the tongue.

Maar het was geen verspreking. Na nog geen kwartier herhaalde hij dit nieuwe gebod.3 Weer later, vlak voor zijn arrestatie, ging Jezus bidden. Zijn leerlingen hoorden een gebed dat vooral over hen ging. Vervolgens betrok Jezus ook jou en mij erbij:

Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden. Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad.4

Jezus vroeg dus niets minder dan dat zijn volgelingen even verknocht aan hem en elkaar zouden zijn, als hij en zijn Vader onderling. Kun jij je zo’n gemeenschap voorstellen? Dat lijkt onmogelijk, toch?

 

1. Matteüs 22:36-40

2. Johannes 13:34

3. Johannes 15:12

4. Johannes 17:20-23, cursivering door mij aangebracht