187. Ongebroken

Door zijn ongebroken benen vervulde Jezus zelfs in zijn dood Gods aanzeggingen

De aarde protesteerde tegen Jezus’ dood met een beving.1 De priester wilde in de tempel net het paaslam slachten, toen het voorhangsel, een belangrijk gordijn in het gebouw, van boven tot onder in tweeën scheurde. Een ander offer opende nu de weg naar hereniging en herstel. Dieren hoefden niet langer te sterven als heenwijzing naar Jezus’ dood. Het ware lam van God had zichzelf nu geofferd.

In de Bijbel hebben twee dagen een naam. Deze dag was het ‘voorbereidingsdag’, vrijdag. De andere dag met een naam is sabbat, zaterdag, waar de voorbereidingsdag naartoe leeft. Andere weekdagen hebben alleen nummers: eerste dag (zondag), tweede dag, (maandag), enzovoorts. In de Bijbel beginnen de dagen niet om middernacht, maar bij zonsondergang de avond ervoor.

De dag van de kruisiging was het een bijzondere voorbereidingsdag, want de sabbat viel samen met de feestsabbat van Pesach. Niet alle hogepriesters konden bij het honen en provoceren van Jezus blijven, want ze moesten naar de tempel voor het paasoffer. Behalve dat ze de aardbeving voelden en het voorhangsel hoorden en zagen scheuren, misten ze hierdoor wat er zich verder buiten de tempel afspeelde.

Ze zagen niet hoe de aardbeving graven open spleet en dat gestorven gelovigen tot leven kwamen – na Jezus’ opstanding zouden deze uit hun graven gaan en zich bekend maken. Ze wisten ook niet dat de aardbeving samenviel met het moment waarop Jezus zijn leven gaf. Ze maakten niet mee hoe de centurio Jezus zijn laatste adem zag uitblazen en besefte dat mensen niet in staat waren zo hun leven te géven. Doodsbang riep de centurio zijn conclusie uit: ‘Hij was werkelijk Gods Zoon.’

Josef van Arimatea was een vooraanstaand raadsheer en tot dan toe een geheime volgeling van Jezus. Hij vroeg Pilatus om Jezus’ lichaam, zodat hij hem fatsoenlijk kon begraven. Het verraste Pilatus dat Jezus al dood zou zijn en hij liet de centurio bij het kruis vandaan roepen om dat te bevestigen.

Ondertussen vroegen de hogepriesters ook om Pilatus’ aandacht. Ze wilden niet dat de geëxecuteerden de aanstaande feestsabbat zouden ontwijden door nog aan hun kruisen te hangen. Dus vroegen zij Pilatus om de benen van de terechtgestelden te laten breken, opdat ze snel zouden overlijden. Aan een kruis haal je heel moeilijk adem. Met vastgespijkerde voeten kun je jezelf voor iedere ademtocht gelukkig nog een beetje omhoog duwen. Sommigen houden dat dagenlang vol. Maar worden je benen gebroken, dan stik je binnen twintig minuten. Pas dan mochten ze je van je kruis afhalen. Want het voorschrift was, zoals bij iedere doodstraf, ‘tot de dood erop volgt’.

De soldaten braken de benen van degenen die gelijk met Jezus gekruisigd waren. Maar ze ontdekten dat Jezus al gestorven was. Een soldaat stak voor de zekerheid een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. De soldaten hoefden Jezus’ benen niet te breken. Had God met het oog hierop voorgeschreven dat je van de paaslammeren de botten niet mocht breken?2

Josef haalde Jezus van het kruis. Nikodemus, die ruim drie jaar eerder Jezus’s nachts bezocht had, en ook een stille volgeling van Jezus was, kwam helpen. Hij had een mengsel van meer dan dertig kilo mirre en aloë bij zich. Samen wikkelden de mannen Jezus’ lichaam met de balsem in linnen, zoals bij een Joodse begrafenis hoort. Vlakbij had Josef in een olijfgaard een nieuw rotsgraf voor zichzelf laten uithouwen. Daar legden ze Jezus in en ze rolden een steen voor de ingang. De vrouwen die met Jezus uit Galilea waren gekomen, prentten dat graf goed in hun geheugen. Daarna gingen ze naar huis en bereidden ze geurige olie en balsem. Op sabbat hielden ze rust.

1. Dit hoofdstuk beslaat Matteüs 27:52-61; Marcus 15:38-47; Lucas 23:47-56 en Johannes 19:31-42. De citaten komen uit Johannes 19:31 en Matteüs 27:54.
2. Exodus 12:46