154. Een gezin en meer verhalen

Jezus schilderde Gods koninkrijk als gezin, akker (met onkruid), mosterdzaadje, schat, parel en sleepnet

Na zijn terugkeer in Kafarnaüm kwamen Jezus’ moeder – haar man Jozef was waarschijnlijk al overleden – en broers hem ‘desnoods onder dwang’ ophalen.1 Volgens hen had hij zijn verstand verloren. Het huis zat boordevol, dus werd binnen aan Jezus doorgegeven dat zijn moeder en broers er waren. Maar Jezus wees naar de aanwezigen en zei: ‘Mijn moeder en mijn broers zijn degenen die naar het woord van God luisteren en ernaar handelen.’ Je kunt dit opvatten als een hardvochtige houding ten opzichte van zijn familie. Kennelijk was dat even nodig. Later zullen we zien dat het weer helemaal goed komt tussen Jezus en zijn verwanten.

Aan de andere kant opende Jezus hiermee voor jou en mij de weg om zijn broer of zus te worden. Zodra wij ‘naar het woord van God luisteren en ernaar handelen’ rekent hij ons tot zijn gezinsgenoten. Hierdoor is het in veel geloofsgemeenschappen gebruikelijk dat gelovigen elkaar beschouwen en aanspreken als ‘broeders en zusters’. Het beeld van een gezin zet een sterk beeld neer van de band die Jezus met ons wil ervaren en van de verbondenheid die hij graag tussen zijn volgelingen ziet.

Hij negeerde zijn familie en ging naar het meer om vanuit een boot de menigte te onderwijzen. Hij gebruikte korte verhalen uit het leven van alledag: gelijkenissen of parabels. Elk verbeeldt een bepaald aspect van het koninkrijk van de hemel.

De gelijkenis van de zaaier maakt duidelijk dat je het koninkrijk van de hemel van harte moet ontvangen en koesteren, zoals je zaad in en boven de grond de ruimte en zorg moet bieden om tot volle korenhalmen te groeien. Zorg ervoor dat je relatie met God niet verzwakt door tegenwerking van anderen of door ‘de zorg om het dagelijkse bestaan en de verleiding van de rijkdom’.

De volgende gelijkenis borduurt daarop verder. Waar God inzaait, zaait de duivel ook. Zijn onkruid ontkiemt en komt ook op. In geloofsgemeenschappen bevinden zich dus ook ‘kinderen van het kwaad’, die je niet altijd herkent. Het ‘wieden’ van ‘allen die anderen ten val hebben gebracht en de wetten hebben verkracht’ moeten we aan de engelen overlaten bij de voltooiing van de wereld.

Het hele kleine mosterdzaadje, dat uitgroeit tot een grote struik waarin vogels nestelen, illustreert hoe een geloofsgemeenschap heel klein kan beginnen, en toch aan velen een plekje gaat bieden.
Dat een vrouw met een beetje zuurdesem drie zakken meel kan laten doordesemen, laat zien hoe het koninkrijk van de hemel alle aspecten van je leven zal beïnvloeden.

Iemand ontdekt een kostbare schat in een akker en doet alles wat hij bezit van de hand om die akker te kopen. Een ander doet hetzelfde om een uitzonderlijk mooie parel te verwerven. Zo laat Jezus zien hoe allesomvattend en drastisch de keus voor het koninkrijk van de hemel is. Maar als je de hoogte van de prijs vergelijkt met wat je ervoor terugkrijgt, is het een zeer lucratieve deal.

Tenslotte vertelde Jezus dat het met het koninkrijk van de hemel ook is ‘als met een sleepnet dat in een meer werd geworpen en waarmee allerlei soorten vis werden gevangen’. Pas als het net op het droge is getrokken, wordt de vis gesorteerd. Dit gebeurt bij de voltooiing van de wereld. Dan pas zullen de engelen ‘de kwaadwilligen van de rechtvaardigen scheiden’. Met dit beeld van een sleepnet schilderde Jezus hetzelfde principe als met het onkruid in de akker: gelovigen moeten onder elkaar geen rechtertje spelen. Laat dat maar aan God over.

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Matteüs 12:46-13:53; Marcus 3:20,21, 31-35; 4:1-34 en Lucas 8:4-21 en 13:18-21. De citaten komen uit Marcus 3:21; Lucas 8:21; Matteüs 13:22, 38, 41, 47 en 49.