144. Verhuizing

Jezus concentreerde zich vanuit Kafarnaüm op Galilea

De tegenstand in Judea was nu zo groot, dat Jezus terug moest naar het noordelijke Galilea. Hoewel de Judeeërs op Galilea neerkeken, wilde dat niet zeggen dat het een verlaten of achterlijke streek was. Galilea was dichtbevolkt en er woonden veel meer verschillende bevolkingsgroepen dan in Judea. De profeet Jesaja had het al het ‘domein van andere volken’1 genoemd. Galilea was één grote rustieke metropool.

Jezus verkondigde er: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’2 Met de tijd die was ‘aangebroken’, denk ik terug aan de tijdsprofetie van de zeventig jaarweken uit het boek Daniël. Volgens die aanzegging zou na negenenzestig jaarweken de messias, de vorst, verschijnen. Deze periode liep af in het jaar 27.3

De term ‘koninkrijk’ dekt in het Nederlands niet helemaal dezelfde lading als in het Grieks, de taal die de schrijvers van het Nieuwe Testament gebruikten. Daarin betekent het grondwoord eerder koningschap dan koninkrijk. Bij een koninkrijk denk je aan het gebied en de inwoners die het koninkrijk van de vorst vormen. Bij koningschap denk je vooral aan de vorst zelf en de vorm en rechtmatigheid van zijn bestuur.

Jezus zei dus dat er binnenkort iets stond te gebeuren, waardoor de messias zijn koningschap zou verwerven. Dat hoefde niet per se samen te vallen met het vestigen van zijn koninkrijk. We zagen al dat Herodes de Grote in 40 voor Christus in Rome het koningschap over Judea verwierf uit handen van Antonius en Octavianus. Pas drie jaar later vestigde hij zijn koninkrijk daadwerkelijk.

Vanaf het moment dat de eerste mensen zich lieten inpakken door de leugens van Satan, was God niet langer hun koning. De duivel voerde vanaf dat moment de titel ‘heerser van deze wereld’.4 Waardoor dacht Jezus dat God zijn koningschap weer kon opnemen? Hij legde dat op dat moment nog niet uit.

Door het genezen van ‘iedere ziekte en elke kwaal onder het volk’ liet Jezus zijn boodschap alvast gepaard gaan met tekens van de aanwezigheid van een goddelijke vorst op aarde. Het nieuws over hem verspreidde zich snel.

Jezus vestigde zich in Kafarnaüm aan het Meer van Galilea, vlakbij Betsaïda, waar zijn eerste leerlingen woonden. Hier had Jezus een jaar eerder de zoon van een hoveling genezen als tweede wonderteken in Galilea.5 De herinnering daaraan bevorderde hopelijk zijn acceptatie in deze gemeenschap. De bijbelschrijvers spreken, als ze het over Kafarnaüm hebben, regelmatig over ‘zijn huis’, zonder uit de doeken te doen of dat groot of klein was en of hij het huurde of had gekocht.

De keus voor Kafarnaüm was strategisch. Er liepen belangrijke doorgaande routes langs, die Damascus in Syrië verbonden met de noordelijke steden Sidon en Tyrus, met de Middellandse Zee in het westen en met Jeruzalem in het zuiden. Kafarnaüm beschikte over bootverbindingen naar het huidige Jordanië. Zo’n verkeersknooppunt vroeg gewoon om een tolstation, dat er dan ook stond.

In deze ideale uitvalsbasis onderwees Jezus ‘steeds op sabbat’. Dat deed hij ook in de rest van Galilea, vooral in de synagogen. Zou zijn missie hier in Galilea aanslaan? Het leek van wel, want hij werd door ‘allen geprezen’.

1. Jesaja 8:23
2. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Matteüs 4:12-17. De citaten komen uit Marcus 1:15; Matteüs 4:23 en Lucas 4:31, 15.
3. Daniel 9:25-27; zie ook hoofdstuk 120 van dit boek.
4. Johannes 12:31
5.  Johannes 4:46-54