130. Rechtschapen

De milde Jozef aanvaardde de lage status van het gezin van de Godmens

Maria bleef drie maanden bij Elisabet voordat ze terugkeerde naar Nazaret. Nu kwam haar beproeving. Hoe moest ze haar familie en haar toekomstige man Jozef uitleggen dat ze niet was vreemdgegaan, maar bevrucht was door de heilige Geest? In het Midden-Oosten betekent een buitenechtelijke zwangerschap een gruwelijke schande. Bij het verhaal van Tamar1 hebben we dat al gezien. Toen Juda, de vader van de twee overleden broers waarvan zij weduwe was geworden, er achter kwam dat zij al drie maanden zwanger was, wilde hij haar laten verbranden.

Jozef was niet zo heetgebakerd als Juda. Matteüs schrijft dat hij ‘een rechtschapen mens was’. Jozef richtte zijn leven op het doen van het juiste en op het nauwgezet naar Gods geboden leven. Hij wist zeker dat hij niet de vader van dit kind was en had dus het volste recht de zaak op te blazen. Hij kon zichzelf verschonen door Maria te schande te zetten. Maar dat wilde hij niet. Hij dacht erover ‘haar in het geheim te verstoten’.2 Zijn inzicht in Gods geboden had hem mildheid geleerd. Toen verscheen een engel aan hem in een droom en zei:

‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest. Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’

Vergeet niet dat in Jozefs cultuur mensen niet zozeer bang waren voor pijn of armoede, maar voor het verlies van hun goede naam, hun eer. Als Jozef met Maria zou trouwen en zij zes maanden daarna een kind zou krijgen, zou hun huwelijk het voor die tijd zeer schandelijke predicaat ‘moetje’ opgestempeld krijgen. Jozefs reputatie als ‘tsadiek’ (rechtschapene) zou in duigen vallen. Hoe kon hij ooit nog met opgeheven hoofd door Nazaret lopen? Een vreselijk vooruitzicht. Daarom prentte de engel hem in: ‘Wees niet bang!’

Wat maakte dat Jozef Maria toch in huis nam, hoewel hij haar pas ‘nam’ na de bevalling? Om dezelfde reden die Juda indertijd had om Tamar niet meer te laten verbranden. Juda herstelde Tamar in haar eer, toen hij ontdekte wie de verwekker was. De engel gaf Jozef dezelfde uitleg en opdracht als Maria had gekregen. Dit komende kind was het werk van de heilige Geest en hij moest hem ‘Jezus’ noemen, ‘want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden’.

Aan ‘bevrijden’ voegt de Bijbel meestal de woorden ‘van hun vijanden’ toe. Maar Jezus (‘God redt’) zou iets doen wat grootser was. Jezus zou mensen bevrijden van hun zonden. Het kwaad is de werkelijke tegenstander van de mens. Dat veroorzaakt al de verdere onmin. God zou door Jezus voor ultieme bevrijding van deze vijand zorgen. De beslissende slag begon nu, op het moment dat hij mens werd.

Zoals God Zacharias, Elisabet, Maria en nu ook Jozef betrok bij zijn plan, zo heb ik om mij heen al een aantal keren gezien dat God mensen niet uitsluitend in hun eentje aanraakt. Als hij mensen tot iets bijzonders roept, spreekt hij vaak tot meerderen, om de geroepenen zo het vertrouwen te geven dat ze op de goede weg zitten.

Voor Jozefs gezin betekende de ‘goede weg’, dat zij iedere aanspraak op een hoge maatschappelijke positie lieten varen. Er zou op hen worden neergekeken. De omstandigheden waarin Jezus opgroeide verbeeldden treffend hoe hij door zijn menswording afdaalde tot een voor hem uiterst lage status.

1. Zie de hoofdstukken 55 en 56.
2. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Matteüs 1:18-25. De citaten komen uit Matteüs 1:19 en 20, 21.