39. Vriend

Abram, de modelgelovige, was in de eerste plaats een vriend van God

In zeker opzicht werd de situatie na de vloed dus net zo erg als voor de vloed, toen te midden van al dat gruwelijke geweld Noach met de bouw van de ark nog een soort ‘statement’ maakte. Zijn nakomelingen vormden samenlevingen waarin iedereen afgoden aanbad. Doordat de taalverschillen ervoor zorgden dat de mensen hun kennis onderling niet konden uitwisselen en ze niet meer zo oud werden, kon de mate van kwaad niet tot de hoogten stijgen als daarvoor. Vóór de vloed schijnen er geen afgoden gediend te zijn. God telde gewoon niet meer mee. Maar na de vloed raakte God zoek tussen allerlei karikaturen die van hem werden gemaakt in afgodendiensten.

Uit Ur, een van die centra van afgodische aanbidding, ‘riep’ God op een bepaald moment Abram, een kinderloze man van vijfenzeventig. De Bijbel vermeldt niet dat Abram anders of beter leefde dan zijn tijdgenoten. Maar God besloot dat via Abram en zijn nakomelingen zijn bewind op aarde weer zichtbaar zou worden. Hij pakte dan ook goed uit met de woorden: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn. Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken. Door jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.’1

Ik heb me altijd afgevraagd hoe Abram dat heeft beleefd. Hoorde hij een stem? Kreeg hij een droom? Hoe wist hij dat het veilig was deze opdracht aan te nemen? Hoe het ook zij, hij gaf gehoor aan Gods roep en hij groeide voor drie wereldreligies uit tot dé modelgelovige: voor joden, christenen en islamieten. Wat maakte Abram dan zo bijzonder?

Zoals ik al zei, hij viel niet op door zijn smetteloosheid. Uit zelfbehoud beweerde hij bijvoorbeeld halve waarheden over zijn vrouw Sarai en hij dacht het op een bepaald moment beter te weten dan God. Nee, qua gehoorzaamheid zijn er in de Bijbel betere voorbeelden te vinden.

Maar wat hem echt uniek maakt is het woordje ‘vriend’. Abram is de enige persoon die vóór de geboorte van Jezus in de Bijbel Gods ‘vriend’ genoemd wordt.2 Zijn buitengewone vermogen tot kameraadschap en de daarbij horende vertrouwelijkheid maakten Abram bij uitstek tot voorbeeld van wat God voor elke mens bedoelt: God als boezemvriend kennen, intimiteit met hem ervaren, met hem verbonden zijn.

Het moet gelijk geklikt hebben tussen Abram en God. Want toen God hem vertelde alles achter te laten wat hem vertrouwd en dierbaar was, om te vertrekken naar een nog onbekend land, sputterde Abram niet tegen. Eerst wist hij zijn vader Terach, zijn vrouw Sarai en zijn neef Lot aan te sporen om vanuit Ur naar Charan te verhuizen. Na het overlijden van Terach trokken zij met hun drietjes verder, een onbekende toekomst in. Hun zekerheden bestonden alleen uit Gods beloften over land, nakomelingen en een zegen ‘voor alle volken op aarde’. Ik herken hierin wel wat van Noach, die ook uitsluitend op basis van Gods opdracht een ark bouwde.

Om te beginnen betekent vriend zijn van God dus, dat je hem vertrouwt, dat je je aan hem verbindt en daarnaar handelt.

 

1. Genesis 12:1-3 Het laatste deel van dit citaat luidt iets anders dan de NBV in haar reguliere tekst vermeldt. In een voetnoot biedt zij deze alternatieve vertaling aan, waarvoor ik bewust kies op taalkundige gronden (zowel Hebreeuws als Grieks).

2. 2 Kronieken 20:7 en Jesaja 41:8