30. Gevolgen

De wereld werd tot een prachtige roos aan een steel vol dorens

Na zijn aandacht voor de slang, ging God verder het rijtje af: eerst de vrouw, tenslotte de man.

Tegen de vrouw zei hij: ‘Je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’
Tegen de mens zei hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’1

Alles werd moeilijk. De vrouw zou moeten zwoegen om te baren. Daarnaast kreeg ze te horen dat ze onderdrukt zou worden. Niet omdat God het zo bedoeld had, maar als gevolg van het nieuwe paspoort van de mensen. Onder Satans regime paste de idylle van gelijkheid niet, maar zou het recht van de sterkste heersen.

De identiteit van de mensen kwam niet langer overeen met hun ideale omstandigheden, dus veranderde hun leefwereld. Er verschenen dorens en distels. De natuur was niet langer meegaand in de voedselvoorziening. Ook de man zou moeten zwoegen om te kunnen eten.

Het fruit-, graan- en notenmenu van de mens kreeg een aanvulling. God voegde er de ‘gewassen’ aan toe, de groenten. Veel later, na de allesverwoestende zondvloed, die een grote invloed moet hebben gehad op de levensprocessen op aarde, kwam er nog een toevoeging: ‘Alles wat leeft en beweegt zal jullie tot voedsel dienen; dit alles geef ik je, zoals ik je ook de planten heb gegeven.’2 Toen was de mens vegetariër af.

Oorspronkelijk aten ook de dieren ‘de groene planten’.3 In de wereld naar Gods wil paste geen dood. Er hoefden geen wezens te sterven om anderen te laten leven. De Bijbel vermeldt niet wanneer dieren andere dieren zijn gaan eten. Misschien bij het verschijnen van de dorens, toen de natuur zich aanpaste aan de nieuwe ‘heerser van deze wereld’. Of was het pas toen mensen vlees gingen eten?

Tenslotte bevestigde God wat hij al voorzegd had: de mens was stof. Hij zou sterven en weer tot stof worden. Satans rijk is zelfvernietigend. Een levenrekkende boom past daar niet in. Daarom moesten de mensen weg uit Eden, Liefland, zodat ze niet meer bij de levensboom konden.4

In zo’n dubbelhartige wereld ben je geboren. Aan de ene kant weerspiegelt haar schoonheid het karakter van je liefhebbende schepper, die ‘voor het verstand waarneembaar’ is. Aan de andere kant gaat de schepping gebukt onder zinloosheid vanwege de bezetting door een ander.5 Het leven is dus als een prachtige roos die een steel vol doorns gekregen heeft. Kies je de roos of de dorens?

1. Genesis 3:16-19

2. Genesis 9:3

3. Genesis 1:30

4. Genesis 3:22-24

5. Romeinen 1:19-21; 8:18-23