Categorie archieven: Inhoud

31. Van vijg naar vel

De eerste dood ooit illustreerde de betekenis van offers

Voordat de uitzetting uit Eden plaatsvond, stonden Adam en Eva daar nog in hun armzalige vijgenbladeren. Een vijgenblad is niet zo groot. Ze probeerden hun schaamdelen te bedekken. Maar wat ze eigenlijk bedekt wilden hebben, lukte niet. Hoe kun je innerlijke gebrokenheid verhullen? Hoe kun je wroeging en schaamte camoufleren?

God stuurde hen niet weg met de woorden: ‘Eigen schuld! Zoeken jullie het nu zelf maar uit!’ Zo is hij niet. Hij deed iets, wat het hele universum op zijn achterste benen deed staan. ‘God, de HEER, maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan.’1 Dierenvellen groeien niet aan bomen. Om de gêne van de mensen te bedekken slachtte God onschuldige dieren. Voor de eerste keer in het bestaan van het universum stierven er schepselen, en dat nog wel door Gods eigen hand. Dit moet voor hen alle drie een afschuwelijk moment zijn geweest, het allermeest voor God zelf, de schepper, de bron van leven. De dood, een tot nu toe onbekend fenomeen, werd nota bene geboren in Liefland.

God hielp de mensen verder te leven in de huid van een ander wezen, dat daarvoor zijn leven had moeten laten. Daarmee liet God een glimpje zien van de manier waarop hij uiteindelijk alle schaamte definitief zou gaan bedekken. Hoe zou hij aantonen dat zijn bewind het enige juiste is? Hoe zou hij de aanspraken van Satan gaan weerleggen? Hoe zou hij de geketende mensheid gaan loskopen? Hoe zou hij ‘de kop van de slang’ gaan vermorzelen? Hoe zou hij de mens zijn intimiteit en verbondenheid weer terug gaan geven? Door de dood van een onschuldige, die naakt zijn leven zou gaan geven: hijzelf.

Door de hele Bijbel heen kom je dit thema tegen. God leert de mensen offers te brengen om daarmee uit te beelden dat er ten gunste van hen onschuldig bloed zal vloeien.

Jammer genoeg is wat God heeft ingesteld volledig verbasterd. Alle oude godsdiensten op alle continenten, van de Maya’s in Mexico tot de Aboriginals in Australië, van de Papoea’s tot de Germanen, brachten en brengen offers aan hun ‘goden’. Bij sommigen bleef het bij voedseloffers, maar de meeste kenden afgrijselijke rituelen. Bij Petra, de uit de rotsen gehouwen ruïnestad in Jordanië, ben ik ooit op een altaar gaan liggen. Vroeger werden daar dieren en meisjes op gelegd, waaruit de priesters hun nog kloppende harten sneden om die te offeren. De redenatie was, dat hoe gruwelijker het offer was, hoe meer de woede van de betreffende goden gesust kon worden. Zo haalden zij hun goden over om hun volken te zegenen.

In deze afgodendiensten, waarin Satan zijn valse beeld van God heeft kunnen verankeren, is Gods oorspronkelijke bedoeling van de offers totaal omgedraaid. Door afschuwelijke offers te eisen hebben deze ‘goden’ het karakter van God volledig verminkt en hem voorgesteld als een bruut.

Het feit dat alle oervolken offers brachten, verwijst naar een gezamenlijke oorsprong. Iemand moet ermee begonnen zijn. Dat klopt. God zelf offerde de eerste onschuldige dieren om naakte, beschaamde mensen hun waardigheid terug te geven. Niet God was de begunstigde, maar de mens. Niet de mens leed, maar God. Dát is de betekenis van de offers die God ingesteld heeft.

 1. Genesis 3:21