Categorie archieven: Inhoud

40. Gul

Met God ontwikkelde Abram een partnerschap van vrijgevigheid

Een van de redenen waarom het tussen God en Abram klikte, is volgens mij de gulheid waarmee Abram, net als God, anderen tegemoet trad. Hij en zijn neef Lot kregen zoveel vee, dat ze verder uit elkaar moesten gaan wonen. Oom Abram zou eigenlijk het beste land mogen kiezen, maar liet zijn neefje de eerste keus. Uit de hemel hoor ik in gedachten ‘Yes!’ klinken. Dát is de weg van God. Maar Lot ging wonen in het verdorven Sodom. ‘De mensen daar waren slecht, ze zondigden zwaar tegen de HEER.’1

Na een tijdje werd datzelfde Sodom onder de voet gelopen door een vijandige koning. Hij voerde onder andere Lot en al zijn bezittingen weg. Abram stelde een huisleger samen, bevrijdde Lot, heroverde de hele geroofde buit en bracht die terug naar Sodom. Hij weigerde hiervoor een beloning van de koning van Sodom aan te nemen met de woorden: ‘U zult niet kunnen zeggen: ‘Ik ben het die Abram rijk heeft gemaakt.’’2 Dit deel van het verhaal maakt duidelijk dat Abram geen doetje was. Hij stond zijn mannetje tegenover gewapende tegenstanders, maar ook tegenover invloedrijke medestanders.

Nog met de buit op de terugweg had hij een wonderlijke ontmoeting met een zekere priester, Melchisedek. Deze zegende Abram, die op zijn beurt ‘een tiende van wat hij had heroverd’ aan hem schonk.3 Opnieuw een goedgeefs gebaar, maar nu in de richting van een vertegenwoordiger van God.

In een zich verdiepende relatie, zeker als die de kant van een huwelijk op gaat, komt er een moment waarop portemonnees gedeeld worden. Degene met het hoogste inkomen draagt uiteraard het meeste bij. Abram ging zo’n relatie aan met God en over zijn kleinzoon Jakob wordt hetzelfde geschreven. Weer later werd dit ook verwerkt in de verordeningen van het volk Israël.4

Het is een soort partnerschap. God geeft jou zijn zegen en kracht5 om inkomen te verwerven. Op slechts een tiende deel daarvan maakt hij aanspraak. Deze ‘tienden’ zijn bestemd voor het levensonderhoud van mensen die voor God werken. In de bijbelse tijd waren dat priesters en tempelwerkers. Tegenwoordig ontvangen predikanten, pastorale werkers en zendelingen daarvan hun salarissen. Negen-tiende deel is voor jou om daar vrijgevig mee om te gaan in de geest van je hemelse Partner.6

Ik ben met tienden opgegroeid. Van mijn eerste gulden zakgeld ging er al een dubbeltje in het ‘tiendenzakje’. Om de zoveel tijd gaf ik dat aan de penningmeester van onze gemeente. Tegenwoordig telebankieren we onze tienden, maar het principe blijft: God zegent ons. Hij voorziet altijd in onze behoeften. Dat is waar hij in het partnerschap de verantwoording voor neemt: ‘Stel mij maar eens op de proef – zegt de HEER van de hemelse machten. Breng alle tienden naar mijn voorraadkamer, zodat er voedsel in mijn tempel is, en zie dan of ik niet de sluizen van de hemel voor jullie open en zegen in overvloed op jullie land laat neerdalen.’7

Het verhaal van Abram laat zien dat je geloven ook met je portemonnee doet – richting God en je medemens.

 

1. Genesis 13:13
2. Genesis 14:22,23
3. Genesis 14:20
4. Genesis 28:22; Leviticus 27:30
5. Deuteronomium 8:18
6. Matteüs 23:23
7. Maleachi 3:10