Categorie archieven: Inhoud

205. Berichten van broers

Jezus’ vier broers zijn tot inkeer gekomen, waarvan Jacobus en Judas brieven hebben geschreven

In Nazaret had Jezus eens gezegd dat een profeet nergens zo wordt miskend als in zijn eigen stad, onder zijn verwanten en onder zijn huisgenoten.1 Hij sprak uit ervaring, want tot aan zijn kruisdood lezen we dat zijn plaatsgenoten en gezinsleden hem alleen maar bekritiseerd en bespot hebben.

Ik heb al een keer genoemd dat Jozef, de man van Jezus’ moeder Maria, voor hij met haar trouwde waarschijnlijk een weduwnaar met kinderen is geweest. Dat concluderen we uit het feit dat Jezus’ broers hem absoluut niet behandelen als de oudste zoon in huis. Jakobus, Josef, Simon en Judas2 waren voor het oog van de wereld Jezus’ halfbroers. Maar in feite waren ze helemaal geen bloedverwanten. De vier broers hadden er grote moeite mee in hun ‘halfbroertje’ Jezus de messias te herkennen. Was het omdat Maria hun moeder niet was, dat Jezus aan het kruis aan Johannes vroeg om voor haar te zorgen?

Maar direct na Jezus’ opstanding en hemelvaart lezen we dat deze broers zich met de apostelen en Maria ‘vurig en eensgezind’ aan het gebed wijdden, in afwachting van de heilige Geest.3 Wat er zich rond het Pascha had afgespeeld, had hen geraakt, anders waren ze nooit ‘om’-gegaan.

Paulus schreef over ‘Jakobus, de broer van de Heer’.4 Die moet je niet verwarren met Jakobus, de broer van Johannes. Na de dood van de broer van Johannes trad Jakobus, de broer van Jezus, op als een soort voorzitter van de kerk. Hij en zijn broer Judas hebben allebei een brief geschreven. Wat hebben deze vroegere gezinsleden van Jezus de gelovigen willen meegeven?

Net als Jezus benadrukte Jakobus het omgekeerde van Gods bestel: wees blij als je beproevingen ondergaat, want daar word je standvastig van. ‘Laat de onaanzienlijke gelovige trots zijn op zijn hoge waarde, en de rijke op zijn nederige staat, want hij zal vergaan als een bloem in het veld.’

De smoes ‘die verleiding komt van God’ telt niet, want iedereen komt in verleiding door zijn eigen begeerte. Zuivere godsdienst is: ‘weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven’. Iemand het beste wensen en hem dan aan zijn lot overlaten is dan ook zinloos. ‘Zoals het lichaam dood is zonder de ziel, zo is ook geloof zonder daden dood.’

Hij wees op het venijn van de tong. ‘Uit dezelfde mond klinkt zegen en vervloeking. Dat kan toch niet goed zijn?’ Jaloezie en egoïsme veroorzaken wanorde en allerlei kwaad. Maar de wijsheid van boven werkt verbindend: ze is zuiver, vredelievend, mild, meegaand en ontfermend. ‘Onderwerp u dus aan God, en verzet u tegen de duivel, dan zal die van u wegvluchten.’ Zoals de boer geduldig wacht op de oogst, zo moeten ook wij geduldig wachten tot de Heer komt.

Broer Judas vocht in zijn korte brief voor het geloof dat ‘voor eens en altijd aan de heiligen is overgeleverd’. Sommigen misbruikten Gods genade als excuus voor losbandigheid. Hij wees op het einde van vroegere afvalligen. Sodom en Gomorra waren bijvoorbeeld gestraft ‘met een nooit dovend (letterlijk: eeuwig) vuur’.5 De apostelen hadden het al verkondigd: ‘Aan het einde van de tijd zullen er spotters komen, die zich laten leiden door hun goddeloze begeerten.’ Die mensen zaaien verdeeldheid. Maar laten wij ons leven bouwen op ons ‘zeer heilige geloof’ en vasthouden aan Gods liefde. Dan kunnen we uitzien naar de Heer Jezus Christus, die het eeuwige leven zal schenken.

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Jakobus en Judas. De citaten komen uit Jakobus 1:9-10, 13, 27; 2:26; 3:10; 4:7; Judas 3, 7, 18 en 20.
2. Matteüs 13:55
3. Handelingen 1:14
4. Galaten 1:19
5. Sodom en Gomorra branden niet meer. Toch was hun vuur ‘eeuwig’. Het doofde pas toen alles verbrand was.