Categorie archieven: Deel 7. Koninklijke liefde

99. Het hoogste lied

Openhartig bejubelt Salomo de door God gezegende liefde tussen man en vrouw

God had Salomo (de zoon van David en Batseba) aangewezen als troonopvolger. David zette hem op de troon voordat Salomo’s halfbroer Adonia de macht kon grijpen. Dankzij Davids voorbereidingen maakte Salomo een vliegende start. Hij vestigde zijn gezag stevig en bouwde in nauw contact met God het imperium van zijn vader uit.

De dochter van de farao van Egypte was Salomo’s grote liefde. Jarenlang was zij zijn enige vrouw. Van de 1.005 liederen1 die hij heeft gecomponeerd, is zijn ‘Lied der liederen’, Hooglied, speciaal voor haar een onverholen eerbetoon aan de liefde. Wat doet dit boek in de Bijbel? Wat heeft God te maken met zo’n hartstochtelijk liefdeslied met allerlei erotische zinspelingen? Lange tijd werd dit bijbelboek als een allegorie beschouwd. Het zou een zinnebeeldige beschrijving zijn van Gods relatie met Israël (volgens de Joodse allegoristen) of met de christelijke kerk (volgens de christelijke allegoristen).

Gelukkig mag je dit liefdeslied gewoon lezen zoals het er staat. God heeft zelf het verlangen naar gepassioneerde liefde geschapen. In Hooglied beschrijft Salomo hoe hij en zijn prinses vurig naar elkaar verlangen. Ze zoenen, knuffelen en benoemen ongegeneerd elkaars aantrekkelijkheden. Wat dat betreft doet zij niet voor hem onder. Zo zegt zij: ‘Laat hij mij kussen, laat zijn mond mij kussen! Jouw liefde is zoeter dan wijn, zoet is de geur van je huid, je naam is een kostbaar parfum. Daarom houden de meisjes van jou. Neem mij met je mee. Laten we rennen!’ En hij: ‘Vriendin van mij, met een merrie voor farao’s wagen vergelijk ik jou! Hoe lieflijk zijn je wangen en je ringen, hoe sierlijk zijn je hals en je ketting. Laten we een gouden sieraad voor je maken, bezaaid met zilveren stipjes.’ De prinses stelt zich zelfbewust op: ‘Meisjes van Jeruzalem, donker ben ik, en mooi, als de tenten van Kedar, als het doek van Salomo’s tenten.’ ‘Ik ben een lelie van de Saron, een wilde lelie in het dal.’2

Deze openheid wil niet zeggen dat Salomo vrije seks propageert. Ware liefde is niet tevreden met een tijdelijke bevlieging. De liefde zoekt een blijvende, vaste en trouwe relatie. ‘Draag mij als een zegel op je hart, als een zegel op je arm.’3 Hooglied speelt zich dan ook af binnen de veilige structuur van een huwelijk, waarvan Salomo de sluiting in hoofdstuk 4 beschrijft. Vijf keer spreekt hij de prinses aan met ‘bruid’ en zingt onder meer: ‘Je bent zo mooi, vriendin van mij, je bent zo mooi! Je ogen zijn duiven, door je sluier heen. … Zusje, bruid, een besloten hof ben jij, een gesloten tuin, een verzegelde bron. Aan jou ontspruit een boomgaard vol granaatappels, met een overvloed aan vruchten, … mirre, aloë, balsems, allerfijnst. Je bent een bron omringd door tuinen, een put met helder water, een bergbeek van de Libanon.’4 Hij bezingt de ‘vruchten’ van haar ‘bron’ of ‘tuin’, maar heeft die nog niet geproefd. Ze is nog ‘gesloten’.

Prachtig beschrijft hij de ontsluiting van haar ‘hof’ na hun huwelijk. Zij: ‘Ontwaak, noordenwind! Kom, zuidenwind! Waai door mijn hof, laat zijn balsems geuren. Mijn lief moet in zijn hof komen, laat hij daar zijn zoete vruchten proeven.’ Hij: ‘Hier ben ik in mijn hof, zusje, bruid van mij. Ik pluk mijn mirre en mijn balsem, ik eet mijn honing uit mijn honingraat, ik drink mijn melk en mijn wijn.’ Gods zegenende stem moedigt hen aan: ‘Eet, vriend en vriendin! Drink, en word dronken van liefde!’5

1. 1 Koningen 5:12
2. Hooglied 1:2-4, 9-11, 5; 2:1
3. Hooglied 8:6
4. Hooglied 4:1,12-15
5. Hooglied 4:16-5:1 De tekst zelf noemt niet expliciet wie er aanmoedigt. God is het meest logische.