De door God bedoelde liefdesrelatie vonkt ‘vlammen van de Heer’ en kan die weer paradijselijk maken
Het ‘Lied der liederen’ is één grote ode aan de huwelijkse liefde, inclusief de seks. God wijst het lichamelijke niet af. Seks gaat niet alleen om de voortplanting. Echtparen mogen zonder reden of excuus van elkaar genieten. De gedachte dat het celibaat je dichter bij God zou brengen, is de Bijbel vreemd. Mogelijk is het andersom. De relationele handicaps tussen man en vrouw die het gevolg waren van de breuk tussen God en mensen, worden uitgevlakt in liefdesrelaties zoals hier bezongen in het ‘Lied der liederen’. Man en vrouw zijn weer gelijk. Beide uiten ze hun wensen en nemen initiatieven. Als er al iemand domineert, is zij dat. Ze zingt tweemaal zoveel tekst, terwijl hij een paar keer haar woorden herhaalt. Zij herhaalt hem nooit. Zijn herhalingen van haar woorden beklemtonen hun gelijkheid. ‘Mijn lief is van mij, en ik ben van hem’, zingen ze allebei. Zij vervolgt: ‘Ik ben van mijn lief, en hij verlangt naar mij.’1 Zo keren zij om wat Eva na de verboden vrucht te horen had gekregen: ‘Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen’2 (In de grondteksten zijn ‘verlangen’ en ‘begeren’ hetzelfde woord).
Geen van tweeën domineert. Zo was het in Eden, waar zelfs het woord ‘vrouw’ gelijkheid uitstraalde: ‘deze zal ‘mannin’ (isha) heten, omdat zij uit de man (ish) genomen is’.3 In Hooglied speelt dat ook. De vrouwelijke hoofdpersoon heet ‘Sulammith’, een vervrouwelijking van de naam Salomo, zoiets als ‘Saloma’.4 Hooglied stijgt wat dat betreft ver uit boven de erotische liederen van de omliggende volken, waarin de vrouw niet meer kon zijn dan een onderworpen lustobject.
De relatie tussen Salomo en Sulammith is holistisch. Ze ervaren elkaar met al hun zintuigen. Hun intimiteit gaat verder dan hun lijven. Ze delen ook elkaars gedachten, verwachtingen en emoties. Ze zijn meer dan een stel tortelduifjes. Salomo en Sulammith zijn vooral vrienden die van elkaars aanwezigheid genieten.
Nauw daarmee verbonden is het exclusieve karakter van hun relatie. Zo’n diepe intimiteit is alleen mogelijk door trouw en het uitsluiten van anderen. Alleen Sulammith is de bruid van Salomo: ‘[Z]oals mijn duif is er maar één, mijn allermooiste is de enige.’ Alleen Salomo is haar ‘appelboom tussen de bomen van het bos.’5 In Eden was op die manier ook al gesproken over het loslaten van alle anderen en het hechten aan jouw ene: ‘Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt.’6
Door de seksuele moraal van de eenentwintigste eeuw kunnen helaas weinig echtparen van een werkelijk exclusieve liefdesrelatie genieten, ondanks hun huidige trouw aan elkaar. Doorgaans heeft ieder al seks gehad met een ander. Die belevingen vertroebelen al hun volgende relaties. Driemaal bezweert Sulammith daarom: ‘Wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil.’7
Salomo schrijft: ‘Want de liefde is sterk als de dood, de hartstocht onstuitbaar als het graf. Haar vonken zijn vurige vonken, vlammen van de HEERE.’8 Je mag liefdesvonken ‘vlammen van de Heer’ noemen. Dat is logisch in het licht van de centrale boodschap van de Bijbel: God is liefde.
1. Hooglied 2:16; 6:3; 7:11
2. Genesis 3:16
3. Genesis 2:23 NBG
4. Hooglied 6:13 Statenvertaling (7:1 in de NBV)
5. Hooglied 6:9; 2:3
6. Genesis 2:24
7. Hooglied 2:7; 3:5; 8:4
8. Hooglied 8:6, Herziene Statenvertaling