Categorie archieven: Deel 3. Gevallen liefde

28. Heimwee

Je voelt je niet thuis in Satans systeem

God confronteerde niet alleen Adam en Eva. Hij had ook een appeltje te schillen met de slang en kondigde een aantal zaken aan:

God, de HEER, zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’1

De eerste zin gaat over de letterlijke slang. Misschien had hij eerst ranke poten of sierlijke vleugels als een libel. Voortaan zou hij eenzaam door het leven glibberen, want bij veel mensen en dieren bezorgen slangen rillingen, en dan niet van genot.

Maar de tweede zin is veel meer symbolisch en is rechtstreeks aan Satan gericht. Wat stond er te gebeuren?

Ten eerste maakte God goed duidelijk dat Adam en Eva geen willige burgers van Satans rijk zouden zijn. Ze mochten dan wel in zijn slimme val van zelfzucht zijn getrapt, ze zouden zich er niet in thuis voelen. Hij zei: ‘Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw.’

Je zou kunnen zeggen dat het ‘evenbeeld’, dat de mens van God is, door de vertrouwensbreuk zwaar beschadigd was geraakt. Maar het was niet vernietigd. Het riet was geknakt, maar niet afgesneden. We kunnen de pluim van hartsverbondenheid niet hoog houden, maar zouden het wel willen. Diep in ieder mens is die hunkering naar intimiteit blijven wonen. Als iemand dat verlangen mist, zeggen we dat hij gestoord is of een psychopaat.

Deze hunkering is de inspiratiebron geworden van ontelbare tragedies, boeken, films en liefdesliedjes. Aan de ene kant beschrijven ze ons verlangen naar verbinding, ons verlangen om ‘maatjes’ te vinden en nauwe vriendschap te ervaren. Aan de andere kant beschrijven ze hoe we opgesloten zitten in de klauwen van een tegenovergesteld systeem. We zijn geknakt. We zijn onmachtig dat oerverlangen naar harmonie te verwezenlijken. Dat geldt op alle niveaus: persoonlijk (vrede met jezelf), interpersoonlijk (je relaties) en maatschappelijk (tussen groepen, culturen en naties), maar ook spiritueel (naar God toe).

Er is geen vaker bezongen en beschreven onderwerp dan deze clash tussen waar we voor bedoeld zijn en wat we ervan bakken: de gefrustreerde passie, de eeuwige onrust. Eigenwaarde wordt zelfverachting, vriendschappen stellen teleur, vrede wordt oorlog, godsvertrouwen wordt ongeloof.

Wanneer je je laat meevoeren door de stroom van egoïsme, klinkt die hinderlijke stem van je geweten. Je weet best wel wat goed is. Dat is de vijandschap die God in ieder mens gesticht heeft tussen jou en de slang, Satan. Er woont in jou en mij een heimwee naar iets beters. We zijn geen blijde burgers van Satans rijk, maar slaven, onderworpenen, geketenden. Inwoners van bezette gebieden willen zich niet settelen onder een vreemd regime. Ze blijven ongedurig tot ze bevrijd zijn.

1. Genesis 3:14,15