Categorie archieven: Deel 9. Verbannen liefde

121. Fundament

Het nauwkeurig aangekondigde offer van de messias heeft alle verdere offers overbodig gemaakt

De opvolgende dromen in het boek Daniël concentreren zich steeds scherper op het fundament van Gods komende rijk, dat de hele aarde en de hele toekomst zal beslaan. In Nebukadnessars metalendroom werd Gods Rijk gepresenteerd als een fatale meteorietinslag. In Daniëls roofdierendroom bepaalde het universele hof dat de Mensenzoon het recht had dit glorieuze Rijk te vestigen. In Daniëls heiligdomsdroom heette dat vonnis het ‘rechtvaardigen van het heiligdom’. In het heiligdom draait alles om offers. Op welk offer berustte het rechtmatig verklaren van Gods omgang met het kwaad en ieder die ermee behept is? In het Hebreeuwse hart van het boek wijst Gabriël ten slotte op de unieke dood van de messias. Dat offer onderbouwt de rechtvaardiging van Gods aanpak en legt de uiteindelijke basis voor Gods Rijk. De toekomst van het hele universum hing dus af van de zelfopoffering van de messias in die laatste van de ‘zeventig weken’. Die doorslaggevende gebeurtenis verdiende een preciezere aankondiging:

En Hij zal velen het verbond versterken één week; en in de helft der week zal Hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden.1

Vanaf het jaar 27 is Jezus als de messias, de gezalfde, opgetreden. Aanhoudend herinnerde hij Daniëls volk aan de innerlijke betekenis van Gods verbond met hen. Maar na drie en een half jaar (de helft van de ‘week’) wist hij ‘dat zijn tijd gekomen’ was.2 Op het moment van zijn sterven, dat samenviel met het slachten van het paaslam in de tempel, scheurde daar van boven tot onder het voorhangsel in tweeën.3 Dat was het gordijn dat in de tempel het heiligste deel markeerde. Dierenoffers waren voor de God van vrede nooit meer dan een noodzakelijk kwaad geweest. Zodra het kon, gaf hij met deze scheuring aan dat ze vanaf nu overbodig waren, want zijn ware – eigen – liefdesoffer werd gebracht.

Gods bemoeienis met het Joodse volk was daarmee niet voorbij. Na Jezus’ opstanding en hemelvaart hebben Jezus’ (Joodse) volgelingen zich eerst tot hun volksgenoten gericht. Velen sloten zich bij hen aan. Maar vervolgens begonnen andere Joden hen te vervolgen en uiteen te jagen. Hun vlucht bracht hen in contact met niet-Joden. Die begonnen aan het eind van die laatste van de zeventig ‘weken’ de boodschap van Gods liefde ook aan te nemen. De zegen die Abraham zou brengen aan alle volken was gekomen in de vorm van de beloofde messias en zijn offer. Ieder die zich aan hem bond, Jood of niet-Jood, werd daarmee deel van Gods afvaardiging op aarde. Het Joodse monopolie op Gods gezantschap was afgelopen. De zeventig afgesneden weken voor Daniëls volk en Jeruzalem waren voorbij. En toen? Gabriël voorspelde verder:

[E]n een volk des vorsten, hetwelk komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen.

Eeuwen later haalde Jezus deze voorzegging aan, toen hij zijn toehoorders waarschuwde voor de komende verwoesting van Jeruzalem en haar tempel.4 In het jaar 70 voerden de Romeinen deze op brute wijze uit. Sindsdien is deze regio onafgebroken een politieke en militaire brandhaard geweest, zoals hier aangezegd.

1. Daniël 9:27, het tweede deel van dit vers staat aan het eind van het hoofdstuk
2. Johannes 13:1
3. Matteüs 27:51
4. Matteüs 24:1-3, 15-20