De vorsten van Juda zigzagden tussen trouw en vooral ontrouw aan God
Het zou natuurlijk mooi zijn, als we over het koninkrijk Juda het tegenovergestelde verhaal van dat van Israël konden vertellen. In sommige opzichten is dat ook zo. Juda hield 345 jaar stand. Het telde tot haar ondergang ook twintig vorsten, maar deze kwamen allen uit hetzelfde vorstenhuis: ze waren nakomelingen van David. Twaalf van deze vorsten waren ronduit slecht. Vier wilden God wel dienen, maar vertoonden tegelijkertijd serieuze tekortkomingen, zoals Salomo. Vier vorsten waren God helemaal toegewijd en leken op David.
Onder de regering van Salomo’s zoon Rechabeam, die de splitsing in het koninkrijk veroorzaakte, begon men in heel Juda aan tempelprostitutie. Koning Sisak van Egypte beroofde de tempel en de paleizen van al hun goud. Rechabeams zoon Abiam handelde niet beter. Zijn zoon Asa en kleinzoon Josafat volgden gelukkig Davids voorbeeld. Maar daarna volgden Joram, Achazja en diens moeder Atalja, die er weer een puinhoop van maakten. Atalja, de vrouw van Joram en dochter van Israëls koning Achab, liet na Achazja´s dood zelfs al haar kleinzonen vermoorden om de macht te grijpen.
Haar dochter wist één babyneefje, prins Joas, te redden. Met de hogepriester verborg zij hem tot hij koning werd op zevenjarige leeftijd. Joas diende God trouw zolang hogepriester Jojada leefde. Hij liet de verwaarloosde tempel weer herstellen, maar verslapte na Jojada’s dood. Joas werd vermoord door zijn eigen hovelingen. Zoon en opvolger Amasja steeg niet boven hem uit, hoewel hij bij het afstraffen van zijn vaders moordenaars Gods gebod gehoorzaamde: ‘Ouders mogen niet ter dood worden gebracht om wat hun kinderen hebben misdaan, en kinderen niet om de misdaden van hun ouders.’1
Ook Amasja’s zoon Azarja (Uzzia) begon goed, maar tegen het eind van zijn leven matigde hij zich priesterlijke rechten aan. Zijn zoon Jotam handelde als David, maar diens zoon Achaz volgde weer helemaal het voorbeeld van Israëls andere koningen. Hij liet in de tempel van Jeruzalem een replica bouwen van een groot heidens altaar in Damascus. Als toppunt verbrandde hij zelfs een van zijn zonen als offer. Tegelijkertijd gingen de tempeldiensten nog steeds door, alsof Achaz daarmee zijn trouw aan God zou bewijzen. Hij verschuilde zich achter rituelen. Namens God riep de profeet Jesaja dan ook:
Houd op met die zinloze offergaven. Ik heb een afschuw van jullie wierook; jullie feesten, nieuwemaan en sabbat, ik duld ze niet naast al dat wangedrag. Van jullie nieuwemaan, van ál jullie feesten heb ik een afkeer, ze hinderen mij, ik kan ze niet langer verdragen. Wanneer jullie je handen opheffen, wend ik mijn ogen af, ook als je aanhoudend bidt, luister ik niet. Aan jullie handen kleeft bloed! Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, ik kan ze niet meer zien. Vermijd alle kwaad en leer goed te doen. Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen bescherming, sta weduwen bij.2
Is dit niet het vasten dat ik verkies: misdadige ketenen losmaken, de banden van het juk ontbinden, de verdrukten bevrijden, en ieder juk breken? Is het niet: je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen?3
Bij toewijding aan de God van liefde telt zorg voor je medemens zwaarder dan ceremonieën.
1. 2 Koningen 14:6
2. Jesaja 1:13-17
3. Jesaja 58:6,7