Categorie archieven: Deel 8. Onttroonde liefde

108. Nieuw

Jesaja voorziet een nieuwe wereld onder leiding van de telg van David

Met het uitrollen van Juda’s geschiedenis vervloog de droom van een paradijselijk koninkrijk met rechtschapen nakomelingen van David op de troon. Dit ging nooit lukken. Toen begon Jesaja dwars tegen die neerwaartse spiraal in te profeteren over Gods plannen. Deze profetieën bleken een heel andere dimensie te hebben.

Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht.
… Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid. Daarvoor zal hij zich beijveren, de HEER van de hemelse machten.
… Maar uit de stronk van Isaï1 schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. De geest van de HEER zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en ontzag voor de HEER. … Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden. Een koe en een beer grazen samen, hun jongen liggen bijeen; een leeuw en een rund eten beide stro. Bij het hol van een adder speelt een zuigeling, een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang. Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want kennis van de HEER vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Op die dag zal de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend zijn. … Op deze berg vernietigt hij het waas dat alle volken het zicht beneemt, de sluier waarmee alle volken omhuld zijn. Voor altijd doet hij de dood teniet.
God, de HEER, wist de tranen van elk gezicht, de smaad van zijn volk neemt hij van de aarde weg – de HEER heeft gesproken.  … Jullie doden zullen herleven, de lijken opstaan. Ontwaak, jullie daar in het stof, en jubel! … Van geweld in je land wordt niets meer vernomen, … Overdag is het licht van de zon niet meer nodig, de glans van de maan hoeft je niet te verlichten, want de HEER zal je voor altijd licht geven en je God zal voor je schitteren. … Je volk telt enkel nog rechtvaardigen, zij zullen het land voorgoed bezitten. … Zie, ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Wat er vroeger was raakt in vergetelheid, het komt niemand ooit nog voor de geest. Er zal alleen maar blijdschap zijn en groot gejuich om wat ik schep. Ik herschep Jeruzalem in een jubelende stad en schenk haar bevolking vreugde.
… Zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die ik maak zullen voortbestaan … zo zullen jullie naam en jullie nageslacht voortbestaan. Elke nieuwemaan en elke sabbat opnieuw zal alles wat leeft hierheen komen om zich voor mij neer te buigen.2

Deze visioenen overstegen al het moois dat Israël ooit ten deel was gevallen, zelfs onder David en Salomo. Dit rijk kende een integere heerser, vrede en harmonie in de natuur, louter goede mensen, geen dood en tranen meer – behalve vreugdetranen, en een oneindige cyclus van sabbatsfeesten. Een kind, een telg van David, met de titels ‘Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst’, zou hier de stichter en heerser van zijn. Wat werd er nog meer over hem verteld?

1. Isaï is de vader van David
2. Jesaja 9:1,5,6; 11:1-3, 6-10; 25:7,8; 26:19; 60:18,19,21; 65:17,18; 66:22,23