De liefde en Jezus’ terugkeer waren hoofdonderwerpen in Paulus’ eerste brieven
Van Athene ging Paulus naar de smalste plek van Griekenland,1 Korinte, een onzedelijke havenstad. Elke sabbat onderwees hij in de synagoge. Na Joods verzet verruilde hij die voor het huis van Titius Justus, de God vererende buurman.
Vanuit Korinte stuurde Paulus de Tessalonicenzen een brief, een paar maanden na hun bekering. Dit werd het eerste document van het Nieuwe Testament. Hij dankte God voor hun liefde en hun hoop op Jezus’ terugkeer. ‘Moge de Heer uw liefde voor elkaar en ieder ander groter maken, … zodat u zuiver en heilig voor onze God en Vader zult staan wanneer onze Heer Jezus komt met al de zijnen.’ Over Jezus’ komst schreef hij:
Wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan, en daarna zullen wij, die nog in leven zijn, samen met hen op de wolken worden weggevoerd en gaan we in de lucht de Heer tegemoet. Dan zullen we altijd bij hem zijn.
Enkele Tessalonicenzen stopten met werken omdat Jezus elk moment kon komen. Paulus legde in een tweede brief uit dat Jezus zal komen ‘in een vlammend vuur en omringd door engelen.’ Dat betekent bevrijding voor de gelovigen, maar wie God tegenstaan ‘zullen voor eeuwig worden verstoten’. Hij wees op iets wat Daniël ook al had genoemd: dat vóór Jezus’ terugkeer de ‘wetteloze mens’ nog moest verschijnen. Ieder moest dus blijven werken.
Na anderhalf jaar trok Paulus naar Efeze, aan de westkust van Turkije. Twee jaar lang onderwees hij daar en deed uitzonderlijke wonderen. Joden en Grieken namen de boodschap aan.
Vanuit Efeze schreef Paulus een brief aan de Korintiërs. Hij veroordeelde hun verdeeldheid in partijen en overspelsituaties die zij toestonden. Ze moesten hun lichamen juist beschouwen als tempels van de heilige Geest om God mee te eren. ‘Dus of u nu eet of drinkt of iets anders doet, doe alles ter ere van God.’
Bij de geestesgaven – de verschillende vaardigheden die de heilige Geest schenkt aan alle gelovigen – legden ze teveel de nadruk op klanktaal. Alle gaven telden mee, vooral de gave van profetie. Zij moesten de inzet van hun geestesgaven laten aansturen door Gods hoogste waarde, de liefde. Daarom schreef Paulus het beroemde ‘hoofdstuk van de liefde’ in 1 Korintiërs 13.
Over de opstanding schreef Paulus in deze brief uitvoeriger dan in al zijn andere epistels. Jezus was als eerste uit de dood opgestaan ‘en daarna, wanneer hij komt, zij die hem toebehoren’.
Wij zullen niet allemaal eerst sterven – toch zullen wij allemaal veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, wanneer de bazuin het einde inluidt. Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en zullen ook wij veranderen. Want het vergankelijke lichaam moet worden bekleed met het onvergankelijke, het sterfelijke lichaam met het onsterfelijke. En wanneer dit vergankelijke lichaam is bekleed met het onvergankelijke, dit sterfelijke met het onsterfelijke, zal wat geschreven staat in vervulling gaan: ‘De dood is opgeslokt en overwonnen.’
Aan het eind van de brief riep Paulus de Korintiërs op iedere zondag thuis alvast wat geld opzij te leggen voor de leerlingen in Jeruzalem, die armoede leden. Als hij dan bij hen langskwam, hoefden ze geen grote inzamelingsactie meer te houden.
1. Dit Hoofdstuk beslaat Handelingen 18:1-19:12; 1 en 2 Tessalonicenzen en 1 Korintiërs. De citaten komen uit 1 Tessalonicenzen 3:13; 4:16-17; 2 Tessalonicenzen 1:8, 9; 2:3; 1 Korintiërs 10:31 en 15:51-54.