Juist deze dag, waarop alles uit zijn handen leek te glijden, kon Jezus toekomst bieden
Met weemoed denken Ria en ik terug aan de tijd dat we rondreden in onze flower power Fiat 600T. Dit gele minibusje was voorzien van gordijntjes en grote decoratiebloemen en – vlinders. We hebben ermee verhuisd en erin gekampeerd. De motor was van een Fiat 600: ons karretje haalde amper 70 km per uur. Het is dan ook niet bijzonder dat we er nooit een snelheidsboete mee hebben opgelopen. Als Ferrari- en Porscherijders zich aan de snelheidslimieten houden, dát is pas netjes.
Het feit dat Jezus’ geliefden dichtbij waren gekomen om te steunen, stond in schril contrast met de nabijheid van anderen. Voorbijgangers keken hoofdschuddend toe: ‘Jij was toch de man die de tempel kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen? Als je de Zoon van God bent, red jezelf dan maar en kom van dat kruis af!’1
Ook de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten spotten: ‘Anderen heeft hij gered, maar zichzelf redden kan hij niet; laat die messias, die koning van Israël, nu van het kruis afkomen. Als we dat zien, zullen we geloven!’ De soldaten deden ook hun duit in het zakje. De term ‘messias’ betekende voor hen niet zoveel, maar het bord boven Jezus’ hoofd gaf hun een goede spotreden: ‘Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!’
Pilatus had namelijk boven Jezus’ hoofd in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks een inscriptie laten ophangen: ‘Jezus uit Nazaret, koning van de Joden.’ Toen de hogepriesters dat lazen, werden ze woest. Ze gingen weer naar Pilatus en wilden het laten veranderen in ‘Deze man heeft beweerd: Ik ben de koning van de Joden’. Pilatus had er zijn buik vol van: ‘Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven,’ was zijn reactie. Het bleef zoals het was.
Het gehoon klonk niet alleen van beneden, maar ook in stereo van opzij. Twee misdadigers waren tegelijk met Jezus gekruisigd. Misschien wel hopend op een ontsnapping, sloten zij zich aan bij de beschimpingen: ‘Jij bent toch de messias? Red jezelf dan en ons erbij!’ Het navrante was, dat Jezus daadwerkelijk de messias was, geen Fiat 600T. Hij kon dit hele circus ogenblikkelijk platleggen. Hij kón het, maar weerstond de verleiding zich van deze folterende pijnen en mensonterende schandstelling te ontdoen. Hij had een hoger doel.
Jezus’ goedheid aan het kruis bracht een van zijn twee lotgenoten tot inkeer. Zo erg zelfs, dat deze zijn collega terecht ging wijzen: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan.’ Hij keerde zich naar het middelste kruis: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt.’ Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’
Dat Jezus zei dat hij met deze crimineel die dag nog ‘in het paradijs’ zou zijn, ligt wat lastig. Hij ging die dag niet naar de hemel. Twee dagen later zou Jezus tegen Maria zeggen: ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader.’ De oplossing voor deze tegenstrijdigheid is dat de Griekse tekst geen leestekens kent. Je kunt met minstens evenveel recht de dubbele punt als volgt plaatsen: ‘Ik verzeker je nog vandaag: jij zult met mij in het paradijs zijn.’ Dat komt overeen met Jezus’ verdere woorden.
Juist op deze dag, nu Jezus’ vermogens hem ontvielen en zijn eigen leven uit hem wegvloeide, nu hij beschimpt en veracht werd, nu hij publiekelijk de loser leek, kon hij doen wat hij het liefste deed: een werkelijke loser hoop geven. Want doordat hij die dag zijn eigen leven en eer opgaf, verwierf hij het recht om leven en eer aan anderen te geven, vooral aan hen die alles verknoeid hadden. Jouw geval is nooit te hopeloos. Je hoeft er maar om te vragen. Heb je dat al gedaan?
1. Dit hoofdstuk beslaat Matteüs 27:37-44; Marcus 15:26-32; Lucas 23:35-43 en Johannes 19:18-22. De citaten komen uit Matteüs 27:40; Marcus 15:31-32; Lucas 23:37; Johannes 19:19, 21, 22; Lucas 23:39, 40-44, 42-43 en Johannes 20:17.