Categorie archieven: Deel 12. Afgewezen liefde

157. Dood en brood

De Doper viel als eerste slachtoffer, terwijl Jezus juist immens populair werd

Ondertussen speelde zich in het paleis van Herodes Antipas een drama af.1 De dag begon heel vrolijk met zijn verjaardagsfeest. Zijn hovelingen waren aanwezig en uit heel Galilea waren hoge militairen en voorname burgers gekomen. Herodes’ stiefdochter – de dochter van Herodias –  voerde een heel bevallige dans uit. Herodes was er diep van onder de indruk. Als dank beloofde hij haar te schenken wat ze maar wilde.

De stiefdochter wist niet wat ze moest vragen, maar moeder Herodias zag haar kans schoon. Herodias liet haar vragen om het hoofd van Johannes de Doper. Omdat Herodes ten aanhoren van iedereen zijn belofte had gedaan, kon hij niet anders dan de wens uitvoeren en liet Johannes onthoofden. Vlak voor het pesachfeest hoorde Jezus van Johannes’ terechtstelling. Op hetzelfde moment kwamen zijn leerlingen terug van hun rondreizen. Jezus stak met hen het Meer van Galilea over. Op een rustige plaats wilde hij horen wat ze allemaal beleefd hadden en Johannes gedenken. Maar de menigten waren zo enthousiast, dat ze de groep over land naholden. Zodra Jezus en de zijnen aanmeerden, stond het volk al te wachten. Jezus had medelijden met hen. Hij onderwees en genas de hele dag in de pracht van het voorjaar. Alle vier de biografen van Jezus vertellen wat er deze en de volgende dag gebeurde. De dag was de climax én het keerpunt van Jezus in Galilea.

Omdat er nergens brood te koop was, liet Jezus tegen de avond iedereen in groepen van honderd of vijftig gaan zitten. Een jongen had zijn vijf gerstebroden en twee vissen ter beschikking gesteld. Jezus bad voor dit maal en deelde het eten uit aan de leerlingen, die daar alle groepen mee konden voorzien. De hele menigte kreeg genoeg: vijfduizend man – daar kwamen dan de vrouwen en kinderen nog bij. Er bleven zelfs nog twaalf manden brood over – voor iedere leerling een mand.

De mensen reageerden enthousiast op het wonder van Jezus: ‘Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen,’ zeiden ze.2 Mozes voorzag het volk Israël toch ook van dat hemelbrood, van manna? Ze wilden Jezus tot koning uitroepen. Jezus stond dat echter niet toe. Hij stuurde zijn leerlingen in hun boot terug en de andere mensen over land. Nu had hij eindelijk de gelegenheid om te bidden en bij zijn Vader zijn hart uit storten. Met de executie van de Doper was het eerste slachtoffer gevallen en werd zijn missie menens.

Na zijn gebed liep Jezus die nacht over het water zijn leerlingen achterna naar hun boot. De leerlingen kampten met zware tegenwind en schrokken zich wild toen ze hem zagen. Ze dachten dat er een spook op hen afkwam. Toen dat ‘spook’ beweerde dat hij Jezus was, had Petrus de tegenwoordigheid van geest om daar bewijs voor te vragen. Jezus moest hem dan ook over water later lopen. Petrus stapte uit de boot en het lukte. Even later, toen hij bang werd van de wind en de golven, zonk hij weg. Maar Jezus greep zijn hand en redde hem.

Aan de overkant, in de buurt van Kafarnaüm, werd Jezus de volgende morgen meteen herkend. Drommen mensen brachten van heinde en verre hun zieken. Zelfs als alleen maar zijn schaduw op hen viel, genazen ze al. Degenen die hij de dag ervoor had gevoed meldden zich ook weer. Nog nooit had Jezus in Galilea zo in de spotlights gestaan of was hij zo populair geweest. De menigte maakten er een grote happening van. Iedereen koesterde hoge verwachtingen.

Maar de nadruk lag verkeerd. De mensen beschouwden Jezus vooral als een wonderdoener en een broodfabriek, iemand die in zijn eentje een leger kon bevoorraden – alsof dat eeuwigheidswaarde zou hebben. Om deze scheefgroei te stoppen, zou Jezus open kaart moeten spelen.

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Marcus 6:14-56 (zie ook Matteüs 14; Lucas 9:9-17 en Johannes 6:1-24)
2. Johannes 6:14