De Grote Verzoendag beeldde uit hoe God de prijs zou betalen voor de verwijdering van het kwaad
Als kind haalde ik brood bij de bakker zonder te betalen. Het meisje schreef het bedrag gewoon op in een stevig boek. Eens in de zoveel tijd – ik vermoed tegen het einde van de maand – ging mijn moeder betalen. Het winkelmeisje trok dan een ferme streep door onze openstaande schuld.
Zoiets speelde zich ook af in het heiligdom, de tempel,1 van Israël. Iedere dag slachtten de Israëlieten collectief en individueel dieren om vergeving te krijgen voor hun overtredingen.2 Voor allerlei personen en situaties waren er verschillende regels, maar de grote lijn was:3
1. De overtreder legde zijn hand op de kop van een gaaf offerdier en beleed zijn fouten
2. De overtreder slachtte het dier
3. Een priester sprenkelde bloeddruppels op diverse plaatsen van de tempel
De bloeddruppels waren het bewijs van vergeving. Ze toonden aan dat er een onschuldig dier was gedood en wezen in feite op het latere offer van Jezus. Maar ze herinnerden ook aan het feit dát er vergeven en dus ook eerst gezondigd was, zoals de doorgehaalde bedragen in het bakkersboek erop wezen dat er broodschulden waren geweest. Bleven die bloedresten voor altijd herinneren aan de overtredingen die begaan waren? Nee.
Op de jaarlijkse Grote Verzoendag, letterlijk de ‘Dag van bedekking’, werd het heiligdom geschoond van ‘alle wandaden en vergrijpen van de Israëlieten’.4 Op deze ernstigste dag van het jaar sprenkelde de hogepriester vers bloed op alle plaatsen waar het hele jaar door al bloed gesprenkeld was. Daarnaast druppelde hij nog bloed op en voor het verzoendeksel. Dit bloed kwam van een bok waarop geen zonden beleden waren. Dit bokje, dat ‘voor de Heer’ werd genoemd, leverde dus ‘schoon’ bloed en nam alle herinneringen op. De priester verzamelde als het ware alle door het jaar heen beleden zonden, zoals een schoon sop al het vuil van de vuile borden in zich opneemt. Waar moest hij ze laten?
Vervolgens liep hij naar een andere bok die klaarstond en ‘voor Azazel’ heette. Deze bok werd niet geofferd en was ook geen uitbeelding van Jezus, maar stond symbool voor zijn tegenpool, de aanstichter van alle kwaad: Satan. De priester legde zijn handen op de kop van dit bokje en sprak ‘alle wandaden en vergrijpen van de Israëlieten openlijk uit, alle zonden die ze hebben begaan. Zo legt hij alle zonden op de kop van de bok. Daarna moet hij het dier de woestijn in sturen, onder de hoede van iemand die daarvoor is aangewezen. De bok neemt alle zonden van het volk met zich mee, naar een verlaten gebied.’5
Terugdenkend aan het bakkersboek, kun je zeggen dat God de namen, doorhalingen en schulden wegstreept en de gumresten ver weg dumpt. Zo kun je opnieuw beginnen met een heuse schone lei.
Deze bloedserieuze tempelceremonie, de Grote Verzoendag, ervoeren de Israëlieten als een jaarlijkse oordeelsdag, die met goed nieuws eindigde. In combinatie met de dagelijkse offers beeldde hij uit dat God het kwaad niet alleen vergeeft, maar ook definitief zal verwijderen. Elke vijftig jaar begon op de Grote Verzoendag het jubeljaar, dat ook een volkomen nieuwe start aankondigde.6
1. Het heiligdom van Israël bestond eerst uit een tent—de tabernakel. Toen dit heiligdom onderdak vond in een gebouw, heette dat de tempel.
2. Zie hoofdstuk 48, waarin we dit al gedeeltelijk besproken hebben
3. Zie Leviticus 1-5
4. Zie Leviticus 16 en 23:26-32
5. Leviticus 16:21,22
6. Leviticus 25:8-10