Je gaat lijken op degene die je aanbidt
Begin jaren 60 was Elvis Presley met zijn kuif dé wereldwijde popster. Als jonge tiener gebruikte ik Brylcreem om mijn onwillige haar tot een vetkuif te boetseren. Maar het duurde niet lang of er kwamen kapers op de kust. The King had geen alleenrecht op populariteit. Vier jonge muzikanten uit Liverpool stalen mijn hart en ik werd fan van The Beatles. Andere jongeren waren weg van The Rolling Stones. Weg vetkuiven. Nozems wilden voortaan sluik haar tot op hun schouders. Ik ook, ondanks de botsingen met mijn ouders. Ik wilde er net zo uit zien als mijn idolen.
Dit illustreert het volgende principe: je gaat lijken op degene die je aanbidt. Over Israël vermeldt de Bijbel op een gegeven moment: ‘Ze liepen achter nietige goden aan en werden zo zelf nietswaardig.’1 De apostel Paulus schrijft: ‘Wij allen die … de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer … naar de luister van dat beeld worden veranderd.’2 Kort gezegd komt het op het volgende neer: de aard van het idool dat jij adoreert, wordt de jouwe.
Reden temeer om stil te staan bij de vraag welk beeld jij van God hebt. Want mensen zijn zich na Jezus’ tijd heel verschillende, soms zelfs tegenstrijdige, voorstellingen van God gaan maken. De Nederlandse boekenmarkt wordt overspoeld door – veelal waargebeurde – verhalen die beschrijven hoe het godsbeeld van mensen hen al dan niet tot strenge, liefdevolle of zelfs schlemielige personen heeft gemaakt. Laten we eerlijk zijn: miljoenen mensen zijn afgeknapt op wat zij in hun jeugd in naam van God hebben ondergaan en zien gebeuren. Die God hoeven ze niet.
Ik moet bekennen dat ik in hun positie God misschien ook wel had afgeschreven. Wie wil er nu een god dienen, waarvan de afgezanten beweren dat in zijn naam discriminatie, incest, willekeur, misbruik of uitbuiting in orde zijn? Het godsbeeld van waaruit deze predikers hebben gehandeld is een karikatuur -geweest van de bijbelse God. Je kunt hun dit foute godsbeeld wel kwalijk nemen, maar bedenk dan ook dat ze daar niet bewust voor hebben gekozen. Ze hebben het met de paplepel ingegoten gekregen, net als hun ouders en hun grootouders . Het is daarom van levensbelang dat je checkt of wat jij over God denkt wel klopt, want je godsbeeld heeft een enorme invloed op je handel en wandel.
Een belangrijk deel van Jezus’ zending heeft bestaan uit het laten zien hoe God is. ‘Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon … heeft hem doen kennen,’3 schrijft Johannes. Vlak voor zijn dood zei Jezus tot zijn Vader: ‘Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen.’ In het Hebreeuwse denken betekent iemands naam bekend maken niet zozeer mededelen hoe die persoon heet, maar hoe zijn karakter is. Jezus legde gelijk uit waarom hij Gods karakter geopenbaard had: ‘Zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn.’4 Aanbidders van een God die liefde is, worden immers mensen vol liefde.
Het originele godsbeeld dat Jezus bracht heeft zijn geldigheid bewezen, doordat daaruit indertijd een unieke en warme geloofsgemeenschap is voortgekomen. Het is de bedoeling dat die gemeenschap op haar beurt weer een overtuigend voorbeeld is voor hen die God nog niet kennen: ‘Laat hen allen één zijn, Vader. … opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden. … Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden.‘5
1. 2 Koningen 17:15
2. 2 Korintiërs 3:18, zie ook Kolossenzen 3:9,10
3. Johannes 1:18
4. Johannes 17:26, zie ook vers 6
5. Johannes 17:21, 23