Hoewel Jakob de mooie naam Israël kreeg, werd zijn reputatie er niet beter op
Hoe ze je noemen beïnvloedt je gedrag. Lovende titels tillen je op. Etiketten als ‘sukkel’, ‘loser’ en ‘watje’ drukken je omlaag. Jakob handelde naar de naam op zijn geboorteakte: ‘hielenlichter’. Wat erger was, door zijn huwelijk was hij in een familie beland die het met de waarheid ook niet zo nauw nam. Jakob werkte nog eens zes jaar bij schoonvader Laban om voor zichzelf een veestapel op te bouwen.1 Dat lukte hem zo goed, dat Laban er jaloers van werd. Jakob werd bang voor zijn schoonvader en vertrok in het geheim, als een ware hielenlichter, met heel zijn hebben en houden terug naar Kanaän. God beloofde hem terzijde te staan.
Maar hoe dichter hij bij huis kwam, hoe akeliger de gedachte werd dat hij Esau onder ogen zou komen. Was zijn broer na twintig jaar nog steeds wraakzuchtig? Toen bleek dat Esau hem met 400 strijders tegemoet kwam, kreeg Jakob het helemaal te kwaad. Met allerlei vooruit gestuurde geschenken probeerde hij Esau gunstig te stemmen, maar hij was er nog steeds niet gerust op.
In het holst van de nacht voorafgaand aan hun ontmoeting viel iemand Jakob aan. In een man tot man gevecht ging het er tot het ochtendgloren hard aan toe. Jakob besefte dat zijn tegenstander God zelf moest zijn. Hij wilde door hem gezegend worden. Daarop gaf God hem zijn zegen én een nieuwe naam: Israël (‘strijder Gods’). ‘Want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’2 Dat zou heel wat mooier op zijn visitekaartjes prijken.
De ontmoeting met Esau bleek erg mee te vallen. De broers verzoenden zich met elkaar en Esau vestigde zich ten zuiden van de Dode Zee tot aan de Golf van Akaba. Ook Esau en dit gebied kregen een nieuwe naam: Edom (‘Rood’).
Israël trok Kanaän door tot bij het stadje Sichem. Hij kocht grond van Chamor, de sjeik van dat gebied, en zette daar zijn tenten op. Op een dag ging Dina, Israëls enige dochter, een keertje buurten bij de meisjes in die stad, waar Chamors zoon haar verkrachtte. Toen Israël hoorde wat zijn dochter was aangedaan, zei hij niets. Zijn zonen waren op het veld met het vee. Toen zij terugkwamen en van de verkrachting hoorden, waren ze diep gekrenkt.
Maar de zoon van Chamor, die dezelfde naam als de stad Sichem had, was smoorverliefd op Dina geworden. Hij en zijn vader probeerden met Israël en zijn zonen een huwelijk met Dina te regelen en hoopten dat er meer huwelijken tussen hun meisjes en Israëls zonen zouden komen. Dina’s broers deden alsof ze dat wel zagen zitten en vroegen niet eens om een bruidsschat. Er moest slechts één drempel genomen worden. Ze konden Dina onmogelijk uithuwelijken aan een onbesnedene uit een volk van onbesnedenen.
Chamor en Sichem wisten hierna hun stadsgenoten te overtuigen van de voordelen van een huwelijksverbintenis met de familie Israël. Dus lieten alle mannen zich besnijden. Toen ze drie dagen later leden aan koortsige pijnen, vermoordden twee van Dina’s volle broers, Simeon en Levi, hen allemaal. Haar andere broers plunderden de stad. Israël was niet blij met deze wraakactie. ‘Moesten we onze zuster dan als een hoer laten behandelen?’3 verdedigden de broers zich. In de buurt van Sichem lieten ze geen mooi visitekaartje achter.
Ze trokken verder. De oudste zoon Ruben deelde op een gegeven nacht het bed met Bilha, Rachels slavin en moeder van twee van zijn halfbroers. Israëls reputatie werd daarmee verder te grabbel gegooid. Israël sloeg aan het eind van zijn leven Ruben, Simeon en Levi over en wees Juda, zijn vierde zoon, aan als de eerstgeborene. Door hem zou de zegen voor de volken worden voortgezet en uit hem zouden koningen voortkomen.
1. Genesis 31-35; 49
2. Genesis 32:29
3. Genesis 34:31