47. Goedmakertjes

Alleen met Gods ‘voorziening’ kun je afrekenen met je menselijke tekortschieten

Grote bedrijven spreken wel eens over het ‘treffen van voorzieningen’. Dan leggen zij een bedrag opzij om een toekomstige tegenvaller, zoals een reorganisatie, te kunnen opvangen. Deze boekhoudkundige term bestond in de tijd van Abraham nog niet, maar hij geeft alvast een hint over de betekenis van ‘De Heer zal erin voorzien’.1 Zo noemde Abraham de berg Moria, waarop hij bijna zijn zoon had geofferd. Maar waarin voorziet de Heer dan, en voor wie?

Waarschijnlijk probeer je, zoals de meeste mensen, uit het leven te halen wat erin zit. Je wilt je talenten ontwikkelen, je dromen verwezenlijken, bepaalde doelen halen, een fijne levenspartner vinden. Je wilt slagen in het leven. Hoe goed je dat ook afgaat, als je eerlijk in ogenschouw neemt wat je er tot nu toe van gebakken hebt, zul je waarschijnlijk moeten bekennen dat je score niet 100% is.

De Hebreeuwse en de Griekse grondbetekenis van het antieke woord zondigen is ‘je doel missen’. We zagen al dat toen Adam en Eva zich lieten inpalmen door de slang, het rijk van duisternis onze wereld overnam en zij hun intimiteit en verbondenheid kwijtraakten. Mensen staan niet meer naast, maar tegenover elkaar. En zo missen we van huis uit allemaal ons doel, want we zijn geschapen om te lijken op God, die liefde is. Alle mensen zijn ‘zondaars’. We zijn en doen niet zoals we bedoeld waren.

Iedereen beseft dan ook dat er iets niet aan hem/haar klopt. Het verstoort je geluk. Je wilt dit besef, een soort minderwaardigheidsgevoel, goedmaken. De een probeert het te compenseren met een machohouding, anderen de schuld te geven of altijd te winnen. De ander slaat door in perfectiegedrag. Sommige mensen verdrinken hun minderwaardigheidsgevoel in alcohol of ontvluchten het met drugs. Weer anderen trekken zich terug of geven zich er depressief aan over. Psychologen hebben er hun handen vol aan. Iedereen wil van dit besef af.

De oude geschiedenis, opgravingen en de Bijbel melden dat mensen van oudsher meenden dat zij over dit tekortschieten rekenschap moesten afleggen aan hogere machten. Door de goden offers te brengen probeerden zij te compenseren waarin zij tekortgeschoten waren. Zoals een echtgenoot die zijn trouwdag is vergeten en achteraf zijn vrouw probeert te sussen met cadeautjes: goedmakertjes.

Maar de ellende met goedmakertjes is, dat ze niet echt goedmaken. Die vergeten trouwdag kan nooit meer overgedaan worden, hoe groot de cadeaus ook zijn. Op religieus gebied brachten mensen offers die steeds gruwelijker werden, ze offerden zelfs hun eigen kinderen. Maar zij raakten op die manier hun probleem niet kwijt. Van binnen hield het knagen aan. Ze bleven nog steeds tekortschieten.

En dát is wat Abraham heeft willen zeggen met die nieuwe naam voor de berg Moria: ‘De Heer zal erin voorzien.’ Al die menselijke goedmakers, hoe nietig, groots of gruwelijk ook, helpen niet. Ze compenseren je mislukkingen niet. Gód heeft voorzieningen getroffen om de tegenvaller van ieder menselijk falen afdoende op te vangen. Dat had hij al geregeld voordat hij de wereld schiep.2 Je mag je compensatiegedrag dus afleggen en tot innerlijke rust en vrede komen.3 God heeft er zelf in voorzien. Hoe heeft hij dat dan gedaan?

1. Genesis 22:14
2. 1 Petrus 1:20
3. Romeinen 5:1

Geef een reactie