Met de kruisdood van Jezus was het verhaal van Moria bijna af
Koning Salomo bouwde op de berg Moria, waar het bijna-offer van Isaak had plaatsgevonden, de tempel van Jeruzalem.1 Deze werd door de eeuwen telkens op diezelfde plaats herbouwd en gerenoveerd. Alleen op deze plaats mochten de Israëlieten duizend jaar lang offers brengen.2 De tempel werd definitief verwoest door de Romeinen, maar de westelijke steunmuur is gebleven. Islamieten hebben hun rotskoepel over de vermoedelijke plek van Abrahams altaar gebouwd. Die kolossale tempelresten in Jeruzalem herinneren vandaag de dag de aanhangers van drie -wereldreligies – -joden, christenen en islamieten – nog steeds aan de boodschap: ‘De HEER zal erin voorzien’3. Waarin hij voorziet, daar kijken we later in dit boek naar.
Eerst wil ik wijzen op de treffende verwezenlijking van het bijna-offer. Toen duizend jaar na de bouw van de tempel Jezus zijn taak op zich nam, klonk er bij zijn doop een stem uit de hemel, die zijn bijzondere identiteit aangaf: ‘Dit is mijn geliefde Zoon.’4 Het lijkt wel of God wil zeggen: ‘Dít is mijn geliefde Zoon, de echte’. In het licht van Abraham en Isaak krijgen de woorden ‘Zoon’ en ‘geliefde’ een bijzondere betekenis.
Deze Zoon ging naar de tempel, waarna de religieuze leider Nicodemus hem opzocht. Wat Jezus tegen hem zei, krijgt een diepere inhoud door deze plaats, waar zo lang geleden dit raadselachtige verhaal was begonnen. Deze woorden zijn de meest uit de Bijbel geciteerde woorden geworden: ‘Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven.’5
De ‘enige’ geliefde Zoon. De innige band tussen Abraham en Isaak – moest Abraham daarom tot zijn honderdste wachten voordat hij Isaak kreeg? – schilderde de intimiteit tussen God de Vader en de Zoon. Vanaf de eeuwigheid waren zij bovenmenselijk intens met elkaar verbonden geweest. Jezus bad tot zijn Vader dat zij al eeuwig zo ‘één’ waren, dat er sprake was van ‘u in mij en ik in u.’6 Met onderlinge instemming traden zij onbeperkt elkaars wezen binnen, zonder dat zij hun eigen persoonlijkheid daarmee bedreigden of verloren. Ze waren soul mates, open boeken, eindeloos intiem, aldoor delend, gevend en ontvangend. Ze waren liefde.
Onderaan de berg Moria bespraken ook deze onafscheidelijke Vader en Zoon drie jaar na het gesprek met Nicodemus een offer. Er was opnieuw geen sprake van dwang, maar van een verzoek van God. En in de tuin van Getsemane antwoordde de Zoon: ‘Abba, Vader, … laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’7 Tot zover de parallel met Abraham en Isaak.
Plots werd het menens. De volgende morgen droeg de Zoon geen brandhout, maar bezweek hij onder een kruishout. Het waren geen liefdevolle handen die hem op het hout vastbonden, maar die van potige soldaten, die hem erop vastspijkerden. Op het moment suprême klonk geen verlossende stem die een mes tegenhield. Integendeel, na een ijzingwekkend verlaten stilte drong een speer zijn zij binnen. Hier offerde een Vader zijn Zoon écht.
Waarom moest dit? Eindigt alles in de dood? Nee. Het werkelijke verhaal van Moria eindigde ook met leven. Maar voordat we daar aan toekomen, staan we eerst stil bij Gods ‘voorziening’.
1. 2 Kronieken 3. De Hebreeuwse naam voor de tempelberg is nu nog steeds ‘Har Moria’.
2. Deuteronomium 12:2-19
3. Genesis 22:14
4. Matteüs 3:17; 17:5
5. Johannes 3:16
6. Johannes 17:21
7. Marcus 14:36