216. Duizend jaar

Vóór het oordeel van de verlorenen, zal er duizend jaar tijd voor alle vragen zijn

Ik herinner me foto’s en reportages van besmettelijk veeziekten. Besmette dieren moesten verbrand worden. Bonken van boeren stonden erbij te huilen.

Het centrale vak van Openbaring (2B) sloot af met Jezus’ terugkeer.1 Het onderste vak van de as (3B) kondigt zich aan doordat Johannes ziet dat de hemel geopend is. De eerste scène grijpt terug op de druivenoogst aan het eind van het centrale vak. In volle glorie leidt Jezus op een wit paard de hemelse machten en treedt de wijnpers (druivenoogst) van Gods woede. Het resulteert in het lugubere beeld van een verdelgd leger op een slagveld, waaraan vogels zich al lijken pikkend tegoed doen.

Alleen op deze plaats vertelt de Bijbel dat er nu een periode van duizend jaar aanbreekt. Satan zit die duizend jaar gevangen in de ‘afgrond’. Het grondwoord wijst op de toestand van de aarde voordat er leven op was.2 Dat is qua mensen nu weer het geval, want de verlorenen die bij Jezus’ terugkeer nog leefden, zijn omgekomen en alle gelovigen heeft Jezus mee naar de hemel genomen. Satan heeft niemand om te misleiden of tegen te liegen.

Dan ziet Johannes de verlosten. Bij de eerste opstanding, ‘om te leven’, zijn zij uit de dood opgewekt.3 Zij zitten nu op tronen in de hemel en krijgen het oordeel in handen. De openheid van zaken die God al aan het universum gegeven heeft, valt hun nu ten deel. Er is ruim voldoende tijd, duizend jaar, voor al hun vragen. Voor zichzelf stellen zij vast dat God betrouwbaar heeft gehandeld. Ze gaan zonder twijfels met God de eeuwigheid in. Zij krijgen inspraak bij het eindoordeel. Paulus schreef al: ‘Weet u niet dat wij over engelen zullen oordelen?’4 Normaal valt dit recht alleen te beurt aan koningen en priesters, wat die tronen verklaart.

Na die duizend jaar volgt de tweede opstanding, ‘om veroordeeld te worden’. Alle overige doden staan nu op en verschijnen voor een grote witte troon. Ook voor hen gaan de boeken open en zij worden op grond van wat daarin staat geoordeeld.

Waar is dit goed voor? Is het opwekken van de verlosten niet genoeg? God kan die andere doden toch gewoon laten rusten? Waarom nóg een oordeel?

Ik denk dat het als volgt zit. Je gelijk krijgen van gelijkgestemden is niet moeilijk. Dat gebeurt vaak klakkeloos. Je ware gelijk blijkt pas, als ook je tegenstanders dat erkennen. Dát is de erkenning die bij God past. Ook degene die beseft dat hij niet deugt voor Gods bestel van verbondenheid, zal toegeven dat uitsluitend leven vanuit liefde bestendig is voor de eeuwigheid. Er komt een moment waarop ‘elke knie zich zal buigen’.5

De tweede opstanding verbreekt Satans isolement. Hij weet alle geoordeelden opnieuw achter zich aan te krijgen voor de laatste opstandige stuiptrekking. Het is het bewijs van hun ongeneeslijke ik-zin. God doet het enige wat hij kan doen. De zijnen kunnen er alleen maar mee instemmen. Met vuur uit de hemel vernietigt hij het kwaad en allen die het koesteren. In gedachten zie ik dat Gods ogen en die van alle verlosten niet droog blijven. Hun tranen worden pas later gewist.

De ontstane vuurpoel heet ‘de tweede dood’. Ik wil niet suggereren dat die een pretje is. Maar het is wel een dood. Geen eeuwig leven met louter ondraaglijke pijn. Iemands aard herken je niet aan hoe hij zijn medestanders behandelt, maar zijn tegenstanders. Ook hierin toont God zijn karakter.

1. Dit hoofdstuk beslaat Openbaring 19:10-20:14. De citaten komen uit Openbaring 20:3 en 14. Voor de letterlijkheid maak ik in dit hoofdstuk veel gebruik van de NBG-vertaling. Zie hoofdstuk 208 voor de plattegrond.
2. ‘De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond,’ Genesis 1:2, Statenvertaling
3. Johannes 5:29
4. 1 Korintiërs 6:3
5. Filippenzen 2:10