De eerste gelovigen werden extern aangevallen door geweld en intern door ‘maskers’
Wonderen in de naam van Jezus ondersteunden de boodschap van de kersverse gemeente. Zo ook de genezing van een al veertig jaar verlamde man voor de tempel, die heel veel aandacht trok.1 Petrus en Johannes vertelden de massaal toegestroomde tempelgangers dat dit wonder gebeurd was dankzij dezelfde Jezus die zij hadden uitgeleverd. ‘God heeft hem uit de dood doen opstaan, en daarvan getuigen wij.’ Velen werden leerlingen, zodat hun aantal tot vijfduizend groeide.
De priesters en de sadduceeën raakten ‘hevig ontstemd’. Zij geloofden niet in een opstanding uit de dood en namen Petrus en Johannes gevangen. Petrus en Johannes benadrukten voor het Sanhedrin dat de genezing was verricht dankzij Jezus. ‘Door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam is de enige op aarde die de mens redding biedt.’ Genezing, redding en verlossing zijn Nederlandse vertalingen van één Grieks woord. Alleen Jezus kan en zal bij zijn terugkeer de doden opwekken. Confusius niet. Plato niet. De Dalai Lama niet. Alleen Jezus.
Hun gemeenschapszin floreerde. Een zekere Josef verkocht een akker en bracht de opbrengst voor de armen. Zijn bijnaam was Barnabas, ‘zoon van de vertroosting’. Dat inspireerde het echtpaar Ananias en Saffira om ook grond te verkopen. Ze hielden echter een deel van de opbrengst achter, terwijl ze deden alsof ze alles gaven. De eerste kras op je nieuwe auto vind je het allerergst. Ananias en Safira bevuilden de gemeente met de eerste maskers, door zich anders voor te doen dan ze waren. Dat is funest voor de liefdesband. Mensen met maskers sluiten zich af voor de liefde, want de anderen zien alleen hun mombakkes en schenken daar hun liefde aan. God maakte zijn mening gelijk duidelijk: toen Petrus hen met hun ‘maskers’ confronteerde, vielen beiden dood neer.
Zeven diakenen werden aangesteld. Zij namen de zorg voor de maaltijden van de apostelen over. Doordat een van hen, Stefanus, met onweerlegbare argumenten en wonderen preekte, werd een grote groep priesters leerling. Stefanus werd opgepakt en voor het Sanhedrin verklaarden valse getuigen dat hij de gebruiken van Mozes wilde veranderen.
Op de vraag of dat waar was, wees Stefanus op Israëls geschiedenis en verweet zijn aanklagers de halsstarrigheid van hun voorouders, die de profeten die de messias aankondigden hadden gedood. ‘En zelf hebt u nu de rechtvaardige verraden en vermoord, u die de wet ontvangen hebt door tussenkomst van de engelen, maar er niet naar hebt geleefd.’ Hij keek omhoog: ‘Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat.’ De leden van het Sanhedrin werden witheet en stenigden hem buiten de stad. Stefanus riep nog: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest, reken hun deze zonde niet aan!’ De getuigen gaven hun mantels in bewaring bij een jongeman, Saulus.
Saulus was als farizeeër afgestudeerd bij de bekende rabbi Gamaliël, maar bezat niet miste diens tolerantie en geduld. Hij begon een felle vervolging van de leerlingen. Met geweld sleurde hij hen uit hun huizen. Daardoor raakten zij verspreid over Judea en omstreken, waar zij Jezus als de messias verkondigden. Zelfs tot in de stad Samaria werden mensen leerlingen van Jezus. Zij waren de eerste niet-Joden die leerlingen van Jezus werden. Maar zij hadden nog wel veel met het jodendom gemeen. De Samaritanen deelden met de Joden de Pentateuch (de vijf boeken van Mozes), de besnijdenis, de sabbat en de feesten. God zou nog veel overtuigingskracht moeten inzetten om de apostelen oog te laten krijgen voor de overige mensen.
1. Dit hoofdstuk beslaat Handelingen 3-7. De citaten komen uit Handelingen 3:15; 4:2, 12, 36; 7:52, 56, en 59-60.