Jezus beloofde zijn leerlingen de heilige Geest om nieuwe leerlingen te kunnen werven
Jezus verscheen veertig dagen lang – in de Bijbel een periode die gedegenheid aanduidt – aan zijn leerlingen.1 Ook verscheen hij ‘aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk’.
Al voor zijn sterven had Jezus een ontmoeting met zijn leerlingen afgesproken in Galilea. Voorafgaand aan deze bijeenkomst ging Petrus met zes anderen eerst een nachtje vissen in het Meer van Galilea. Ze vingen niets. Tegen de ochtend riep iemand vanaf de oever dat ze het net aan stuurboord moesten uitgooien. Er zwommen daardoor 153 grote vissen in het net, zonder dat het scheurde. Volgens Hiëronymus (347-420) bestonden er 153 vissoorten. Was dit een aanwijzing voor deze ‘vissers van mensen’, dat alle volken tot hun doelgroep behoorden en dat ze die zouden kunnen behappen?
De elf leerlingen gingen naar de afgesproken berg. In deze streek had Jezus hen aangesteld als apostelen. Toen was hij vooral mens onder de mensen. Nu sprak hij als een persoon met gezag: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde.’ Met zijn zelfopoffering had hij het recht verworven leven te geven. Dat leven geeft hij aan ieder die zijn leerling is. ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb.’
De kernopdracht die de leerlingen ontvingen was ‘leerlingen maken’, oftewel studenten werven voor Jezus’ school van het leven. De doop fungeert daarbij als een soort inschrijving. Je wordt gedoopt ‘in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest’. Dat betekent dat je de gemeenschap wordt ingedoopt, die heerst tussen Vader, Zoon en Geest. Je hoort er dus gelijk helemaal bij.
Let op: je doop is geen einddiploma, maar de uitgifte van je studentenpas. Bij deze opleiding studeer je nooit af, maar blijf je eeuwig student. In essentie ben je als christen dus iemand die wil leren leven zoals het eeuwig is vol te houden, zoals Jezus. Met je doop beeld je uit dat je met hem sterft en weer opstaat.2 Je geeft hem toestemming om in jou een nieuw leven te leggen, je te vormen tot iemand die in ware verbinding met God en zijn omgeving staat. Aan zo iemand kan Jezus vol vertrouwen eeuwig leven schenken. Het gaat er niet om hoe ver je al gevormd bent, maar dát je je wilt laten vormen.
Als leerling nodig jij anderen uit ook leerlingen van Jezus te worden. Allen die werven en onderwijzen zijn zelf leerlingen. Gediplomeerden komen er niet aan te pas. Gaat dit wel goed? Ja, want Jezus zei: ‘En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’
De laatste ontmoeting was op de Olijfberg bij Jeruzalem. Hier legde Jezus zijn leerlingen uit dat hij hen in hun missie zou bijstaan door de heilige Geest. Ze moesten in Jeruzalem wachten op de belofte van de Vader. ‘Binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest.’ Zo zouden zij ‘kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’
Toen steeg Jezus voor hun ogen op. Een wolk ontnam hem uit het zicht. Terwijl zijn volgelingen nog omhoog staarden, beloofden twee in het wit geklede mannen: ‘Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.’ Met een grote groep anderen én met Jezus’ broers wijdden de leerlingen zich hierna in Jeruzalem eensgezind aan gebed. Ze stelden ene Mattias aan als vervanger van Judas. De raad van elf kwam zo weer volwaardig op twaalf. Wat zou de belofte van de Vader, de heilige Geest, hen brengen?
1. Dit hoofdstuk beslaat Matteüs 28:16-20; Marcus 16:15-20; Lucas 24:50-53; Johannes 21; Handelingen 1:1-14 en 1 Korintiërs 15:3-7. De citaten komen uit 1 Korintiërs 15:6; Matteüs 28:18, 19, 20; Handelingen 1:5, 8 en 11.
2. Romeinen 6:1-14