176. Pesach wordt Avondmaal

Met het wassen van voeten en woorden bij brood en beker stelde Jezus het Avondmaal in

Na al het gepraat over zijn toekomstige terugkeer, richtte Jezus zich weer op het heden. Voordat die terugkeer ooit kon plaatsvinden, wachtten hem eerst nog een paar heftige gebeurtenissen. Hij vroeg Petrus en Johannes de pesachmaaltijd voor te bereiden. ‘s Avonds ging hij met de twaalf leerlingen aanliggen aan de tafel. ‘Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt.’1

De leerlingen pikten de emotie van Jezus’ woorden niet op. Zij lagen op banken, met hun voeten op tafelhoogte. Bij deze zaal was alles inbegrepen, zoals bakken en doeken voor het wassen van de voeten, maar geen slaaf bij om die voetwassing te verrichten. Zij maakten weer ruzie over de vraag wie het belangrijkste was. Heel praktisch, want wie o wie ging er voor slaaf spelen?

Jezus herhaalde voor de zoveelste keer: ‘De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar.’ Hij bracht deze woorden gelijk in praktijk. Jezus besefte ten volle dat de Vader hem alle macht had gegeven, dat hij van God was gekomen en weer naar hem zou terug gaan. Toch – of juist daarom – kleedde hij zich uit, zoals een slaaf betaamde, en bond de geleverde handdoek om zijn middel. Hij goot water in een kom en ging zijn leerlingen af om hun voeten te wassen en af te drogen.

Petrus had grote moeite met dit slavenwerk van zijn meester. ‘O nee, míjn voeten zult u niet wassen, nooit!’, riep hij uit. Jezus antwoordde: ‘Als ik ze niet mag wassen, kun je niet bij mij horen.’ Alleen door zichzelf te verlagen en dienstbaar te zijn kon Jezus het fundament leggen voor een koninkrijk dat zijn innige verbondenheid nooit meer zou verliezen. Dat moest Petrus wel accepteren.

Petrus schoot gelijk door naar het andere uiterste: ‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd!’ Jezus antwoordde: ‘Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein.’ Lijdzaam lieten de leerlingen Jezus’ dienstbetoon over zich komen. Het verhaal vertelt niet of een van hen Jezus’ voeten waste. Jezus kleedde zich aan en ging weer liggen.

‘Begrijpen jullie wat ik gedaan heb? … Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.’ Nog steeds is het goed om Jezus’ woorden in de praktijk te brengen, door bij het Avondmaal, dat Jezus zou instellen, aan de ene kant de moeite te nemen om elkaars voeten te wassen. Zo laten we elkaar zien hoe Jezus voor ons de minste is geweest. Maar ook principieel, door vast te houden aan een altijd dienende insteek.

Jezus nam een ongedesemd brood, zoals bij Pesach hoorde. Hij bad ervoor, brak het en deelde het uit. ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ Daarna nam hij ook de beker. ‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt.’ Met deze eenvoudige woorden gaf Jezus de pesachmaaltijd een nieuwe betekenis. Die ging niet meer alleen over de bevrijding uit Egypte, maar over onze bevrijding van satans ik-terreur. Jezus heeft de duivel verslagen door liefde tot op het bot, door zich te laten opheffen aan een kruis. Telkens als zijn volgelingen Avondmaal vieren, verkondigen zij dat.

Deze maaltijd en alles er omheen vormde voor Judas de bekende druppel die zijn emmer deed overlopen. Deze weg wilde hij niet inslaan. Jezus wist dat: ‘Een van jullie zal mij verraden.’ Hij gaf Judas een stuk brood: ‘Doe maar meteen wat je van plan bent.’ Zijn collega’s dachten dat hij nog iets moest kopen of dat hij geld aan de armen ging geven. Maar Judas vertrok om Jezus aan te geven.

1. Dit hoofdstuk beslaat Matteüs 26:17-29; Marcus 14:12-25; Lucas 22:7-30 en Johannes 13:1-30. De citaten komen uit Lucas 22:15, 26; Johannes 13:8, 9, 10, 12, 14-15; Lucas 22:19, 20 en Johannes 13:21.