Verbondenheid met God en je medemens maakt je klaar voor Jezus’ terugkeer
Eens zat ik, vóór de tijd van mobiele telefonie, met de kerkgangers klaar voor een huwelijksbevestiging. Alleen was het bruidspaar, of specifieker de bruidegom, nog niet gearriveerd. Na een uur zat niemand meer op zijn plaats. Na anderhalf uur gingen sommige gasten op zoek naar een snackbar in de buurt. Het huwelijk heeft uiteindelijk toch plaatsgevonden en het stel is gelukkig nog steeds bij elkaar.
Jezus vertelde een soortgelijk verhaal.1 Tien meisjes wachten met hun olielampen op de bruidsstoet. Vijf van hen hebben extra olie in een kruikje meegenomen. De bruidegom laat op zich wachten en ze dommelen allemaal in. Midden in de nacht komt hij. De meisjes zonder extra olie vragen de anderen om wat aan hen te geven, maar dat gaat niet. Tijdens hun zoektocht naar olie arriveert de bruidegom. Slechts vijf kunnen zich bij de stoet aansluiten en gaan de feestzaal binnen.
Jezus wilde met dit verhaal vooral benadrukken dat je ‘waakzaam’ moet zijn. Je weet niet wanneer hij zal terugkeren. Het duurt langer dan je verwacht. Zorg dus dat je er ten allen tijde klaar voor bent, want je kunt je niet achter anderen verschuilen. Niemand kan zich er namens jou op voorbereiden. Dit is iets persoonlijks tussen jou en God.
In een tweede verhaal vertelde Jezus over iemand die op reis gaat en zijn drie werknemers naar vermogen verschillende bedragen in beheer geeft. Twee gaan direct aan de slag, maar degene met het laagste bedrag begraaft het. Na lange tijd komt de geldschieter terug en rekent af. De twee die zijn gaan handelen hebben hun bedragen verdubbeld. De heer prijst hen: ‘Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.’ De derde graaft het geld weer op en geeft het gewoon terug. Zijn heer heeft geen goed woord voor hem over. Hij had het minstens op de bank kunnen zetten voor de rente. Voor hem is er geen feestmaal.
Bij Jezus’ terugkeer leg ik rekenschap af van mijn leven. Wat heb ik gedaan met alle mogelijkheden die God mij geboden heeft? Wat voor iemand ben ik geworden? Het uitzien naar de terugkeer van Jezus is geen passieve kwestie. In het derde verhaal benoemde Jezus de criteria die hij belangrijk vindt:
Bij zijn terugkomst zal koning Jezus de mensheid in twee groepen verdelen. De ene zal hij van harte welkom heten in zijn koninkrijk. ‘Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.’ Ze herinneren zich daar niets van. Wanneer dan? ‘Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.’ Ze hebben zo geleefd zonder bijbedoelingen.
De andere groep zal hij een heel andere boodschap geven: ‘Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen.’ Ze hebben Jezus in zijn nood geen eten, drinken, kleding of aandacht geschonken. Ze vragen wanneer ze hem dan genegeerd hebben. ‘Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.’
Let op: degenen die Jezus in zijn rijk welkom zal heten, hebben niet in diepe verbondenheid met hun medemens geleefd, omdat ze daarmee het koninkrijk wilden verdienen. Dat zou zelfzuchtige ‘goedheid’ zijn. Nee, door hun verbondenheid met God zijn ze op hem gaan lijken. God heeft hun een nieuw hart kunnen geven. Dat maakt hen geschikt voor eeuwig burgerschap in zijn rijk.
1. Dit hoofdstuk beslaat Matteüs 25. De citaten komen uit de verzen 21, 35-36, 40, 41 en 45.