De opwekking van Lazarus bezegelde Jezus’ naam op de dodenlijst van de geestelijke leiders
Een aantal geldzuchtige religieuze leiders wekte de indruk dat je liefde voor God goed kon combineren met liefde voor geld. Maar voor Jezus lag dat zwart-wit: ‘Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.’1 (Mammon is de geldgod.) Natuurlijk krijgt iedereen met geld te maken, maar je moet dat geldmonster in zijn kooi houden. Geld vergaat. Op de lange termijn heb je er niets aan.
Jezus vertelde over een rijk feestbeest, voor wiens deur een bedelaar zit, die Jezus Lazarus noemde. Dit is de enige keer dat een persoon in Jezus’ verhalen een naam krijgt. Om zijn punt duidelijk te maken, deed Jezus alsof de doden bewustzijn kennen en kunnen spreken.2 Lazarus en de rijke overlijden. Lazarus vindt troost op Abrahams schoot, maar de rijke ervaart vlammen. Hij vraagt Abraham om Lazarus te sturen om hem te verkoelen. Abraham weigert. De rijke heeft zijn deel van het goede al ontvangen tijdens zijn leven, terwijl Lazarus toen alleen maar pech heeft gehad. Nu vindt Lazarus troost, maar lijdt de rijke. Hier helpt geld niet.
De rijke vindt dan dat Lazarus zijn nog in leven zijnde broers moet waarschuwen, opdat hen niet hetzelfde lot zal treffen. Abraham vindt dat overbodig. Ze hebben de Bijbel toch? ‘Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen,’ roept de rijke. Dan zegt Abraham: ‘Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.’
Jezus was nog steeds veilig aan de overkant van de Jordaan, toen hij bericht ontving dat de broer van Marta en Maria ernstig ziek was. Laat die nou Lazarus heten. Jezus zei: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.’ Jezus bleef waar hij was. Na twee dagen zei hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken.’
Herhaaldelijk vergeleek Jezus de dood met slapen. Zijn leerlingen begrepen het niet meteen, maar vervolgens legde hij uit: ‘Lazarus is gestorven, en om jullie ben ik blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen.’
Toen ze aankwamen in Betanië, vlakbij Jeruzalem, was het al vier dagen na Lazarus’ graflegging. De zussen snapten niet waarom Jezus niet eerder was gekomen. Dan zou Lazarus nog leven. Jezus troostte Marta: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ Ja, zij had van Jezus zelf geleerd ‘dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan’. Vervolgens zei Jezus: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ Ja, ze geloofde dat Jezus de messias was, ‘de Zoon van God die naar de wereld zou komen’.
Bij het rotsgraf zei Jezus: ‘Haal de steen weg.’ Martha riep gelijk: ‘Maar Heer, de stank!’ Tot nu toe had Jezus alleen ‘verse’ gestorvenen uit de dood gewekt. Dit was een heel ander verhaal. Toch haalden ze de steen weg. Jezus dankte zijn Vader voor verhoring ‘ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt’. Toen riep hij: ‘Lazarus, kom naar buiten!’
Lazarus kwam naar buiten en velen gingen geloven. De leiders riepen het Sanhedrin samen, de hoogste godsdienstige raad. De opwekking van Lazarus leidde bij hen niet tot geloof, maar tot paniek: ‘Als we hem zijn gang laten gaan, zal iedereen in hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen.’ Kajafas, de hogepriester, had niet in de gaten dat hij profeteerde toen hij zei: ‘Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één man sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ Ze onderzochten hoe Jezus te doden, maar die vertrok naar Efraïm.
1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Lucas 16 en Johannes 11. De citaten komen uit Lucas 16:13, 30, 31 en Johannes 11:4, 11, 14-15, 23, 25, 27, 39, 42, 43, 48 en 50.
2. In Lucas 11:31,32; 14:14; 17:22-37 en 20:27-40 onderwijst Jezus, net als in de andere evangeliën, dat wanneer hij terug zal keren op aarde de gezamenlijke opstanding uit de dood plaatsvindt. Dan ontvangt ieder zijn eeuwige bestemming pas. Je moet de gelijkenis van de arme Lazarus dus als een beeldspraak lezen.