149. Regeringsverklaring

In de Bergrede riep Jezus het ‘koninkrijk van de hemel’ uit en verkondigde zijn waarden

Het jaar 2013 begon met wereldwijd dertien regeringen in ballingschap. Dat zijn overheden die niet in staat zijn het bewind te voeren over het gebied waarop zij aanspraak maken, meestal doordat een andere macht het bezet heeft. Regeringen in ballingschap verblijven om veiligheidsredenen in het buitenland, maar gaan er vanuit dat zij ooit zullen terugkeren om hun gezag (weer) te vestigen.

Na het aanstellen van de twaalf besteeg Jezus niet het spreekgestoelte van een of ander parlement, maar een berg bij het Meer van Galilea. Ik moet denken aan Mozes, die de berg Sinai beklom om Gods geboden te ontvangen. In de zogenaamde Bergrede legde Jezus de regeringsverklaring van het ‘koninkrijk van de hemel’ af.1 Hij deed dat niet op veilige afstand, zoals normale regeringen in ballingschap dat doen. Hij skypete dit niet vanaf een bevriende planeet waarop geen kwaad heerste. Nee, hier op aarde, in het hol van de leeuw, tussen mensen die allemaal de bezetting door het kwaad aan den lijve ervoeren, riep hij zijn koninkrijk uit.

Van meet af aan maakte Jezus duidelijk dat zijn rijk botste met het regime van het kwaad. Wie zich aan de principes van zijn koninkrijk onderwierp, kon gegarandeerd op weerstand, hoon en vervolging rekenen. Hij zou daar zelf het meest uitgesproken voorbeeld van worden.

Jezus troostte de onderdanen van zijn koninkrijk die nederig van hart waren, die treurden, die zachtmoedig waren en die verlangden naar gerechtigheid. Degenen die barmhartig, zuiver van hart en vredestichters waren en die vanwege deze kenmerken vervolgd en van allerlei kwaad beticht werden. Zij mochten zich gelukkig prijzen, want ze zouden worden beloond zodra zijn koninkrijk gevestigd zou worden.

Hij daagde hen uit om hier op aarde zijn koninkrijkswaarden op zo’n manier gestalte te geven, dat zij voor de maatschappij als zout en licht waren. In Jezus’ tijd was zout niet alleen een smaakmaker, maar had het ook een conserverende functie. Denk maar aan zoute haring. Ondanks de weerzin van het kwaad, zouden Jezus’ leerlingen de maatschappij tot een betere plek maken.

Sommigen meenden misschien dat Jezus was gekomen om de Joodse heilige boeken, het Oude Testament in christelijke bijbels, af te schaffen. Dat ontzenuwde Jezus nadrukkelijk. ‘Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn.’ Jezus doelde hier aan de ene kant op de manier waarop hij tal van bijbelse voorzeggingen deed uitkomen.

Aan de andere kant vulde Jezus de bijbelse geboden met hun volle betekenis. Niet moorden, geen overspel plegen en geen valse eed afleggen moet je niet beschouwen als minimumeisen. Ze roepen je juist op tot zoveel mogelijk het tegenovergestelde – leven gunnen, trouw en eerlijkheid. ‘Een oog voor een oog en een tand voor een tand’ voorkwam overmatige vergelding. Maar voor een koninkrijkskind houdt het in, dat als iemand je op je rechterwang slaat, je hem ook je linkerwang toekeert.

Het komt neer op de liefde, het cement van verbondenheid. Zonder verbondenheid is er geen leven. God verlangt van zijn kinderen niet meer dan hijzelf opbrengt, want hij blijft zelf eindeloos trouw aan de liefde, ongeacht het gedrag van de ander. Dat je je naaste moet liefhebben, omvat dus ook je tegenstanders. ‘Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel … Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.’

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Matteüs 5 (zie ook Lucas 6:17-35). De citaten komen uit de verzen 10, 17,18, 38, 44 en 48.