148. De twaalf

Jezus stelde in zijn dream team twaalf doorsneestudenten aan

Uit de vele leerlingen die Jezus om zich heen had, stelde hij er nu twaalf aan.1 De twaalf stammen van het volk Israël waren vallend en struikelend Gods vertegenwoordigers op aarde geweest. Deze twaalf Israëlische mannen vormden de gemeenschap die na Jezus’ vertrek zijn werk voort zouden zetten. Hij zou hen erop uitsturen om het goede nieuws bekend te maken. Daarom noemden hij hen ‘apostelen’ (gezondenen). Aan hen ging Jezus dat onmogelijke gebod geven, waar we het op de eerste bladzijde van Ongelooflijk! al over hebben gehad: ‘Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.’2 Welke criteria hanteerde Jezus voor de selectie van zijn dream team en wie voldeden eraan?

In sommige culturen is het heel normaal dat je onder meerdere namen bekend staat. Ook in Israël was dit gebruikelijk. We hebben bijvoorbeeld al begrepen dat Jezus aan Simon ook de naam Petrus gaf. De vier beschrijvers van Jezus’ leven hebben niet voor elke apostel dezelfde naam gebruikt. In die gevallen staat in de volgende opsomming van de twaalf die tweede naam tussen haakjes. De twee stellen broers Petrus (Simon) en Andreas en Jakobus en Johannes hebben we al eerder in dit boek ontmoet. Ook Filippus, Natanaël (Bartolomeüs) en Matteüs (Levi) kwamen al voorbij. Nieuw zijn: Tomas, nog een Jakobus, Simon de Zeloot, Taddeüs (Judas, de zoon van Jakobus) en Judas Iskariot.

Elf van hen kwamen uit Galilea. Verder verschilden zij volledig van elkaar in karakter, in zwakke en sterke kanten, beroep en zelfs politieke voorkeur. Simon de Zeloot was een onafhankelijkheidsstrijder geweest, terwijl Matteüs met de Romeinse bezetters had samengewerkt. Natanaël was cynisch. Petrus praatte voor hij dacht. Johannes en zijn broer Jakobus noemde Jezus ‘zonen des donders’, geen lieverdjes. Tomas en Filippus waren twijfelaars.

Jezus wierf dus geen volleerde apostelen. Elk van hen was een gewoon mens met zwakheden, zoals jij en ik. Ze begonnen als studenten. Hun colleges bestonden voornamelijk uit het opdoen van praktijkervaring bij Jezus. De blootstelling aan zijn woorden, houding en handelingen stimuleerde hun intellectuele ontwikkeling wel, maar waar het echt om ging was de vorming van hun karakters. Dat is iets om in de gaten te houden, als je nadenkt over wat Gods wil voor jouw leven is.

Met drie apostelen onderhield Jezus een bijzondere band: met Petrus, Jakobus en Johannes. Zij waren bij Jezus op een aantal speciale en intieme momenten. Juist in hun levens voltrokken zich dan ook de meest radicale veranderingen. Petrus veranderde van een branie schoppende angsthaas in een sterke, stabiele leider. De dondersteen Johannes stond later bekend als de apostel van de liefde. Zijn broer en mededondersteen Jakobus zou zonder verzet de eerste martelaar van deze twaalf worden.

Van alle studenten leek Judas Iskariot trouwens de beste papieren in handen te hebben. Hij kwam uit het plaatsje Keriot in Judea. Judas kon zich zonder Galilees accent goed bewegen tussen de elite van Israël. Hij had een berekenende aard, dacht strategisch en wist hoe je met geld om moest gaan. Hij werd de penningmeester van de groep. Maar net als de andere elf, moest ook Judas toestaan dat zijn omgang met Jezus bepaalde manco’s in zijn persoonlijkheid corrigeerde. Ook hij moest kiezen of hij zijn karakter wilde ijken aan de waarden van Gods koningschap, zoals door Jezus uitgeleefd, of aan het bewind van personen als de Galileese koning Herodes, de Romeinse keizer Tiberius of de prefect van Judea, Pontius Pilatus. Goddelijke kennis zonder goddelijke karaktertrekken kan rampzalige gevolgen opleveren.

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Marcus 3:13-19 (zie ook Matteüs 10:1-4 en Lucas 6:12-16)
2. Johannes 13:34