Zowel Jezus als Johannes weerspiegelden Gods verlangen naar verbondenheid: zij waren bruggenbouwers
Belgen vertellen graag moppen over gierige Nederlanders, en Nederlanders omgekeerd over domme Belgen. Zo heb je overal uitingen van ‘wij en hullie’, tussen landen, plaatsen en bevolkingsgroepen.
In Israël kwam je zowel de onschuldige als de harde rivaliteit tegen. In het zuiden lag tussen de Middellandse Zee en de Dode Zee de streek Judea met zijn schitterende Jeruzalem. Judeeërs beschouwden zichzelf als rijker, intelligenter en cultureel verfijnder dan de inwoners van het noordelijk gelegen Galilea, die ook nog eens met een zwaar accent spraken. Galilea lag tussen de Middellandse Zee en het Meer van Galilea. Judeeërs en Galileeërs vertelden moppen over elkaar.
Tussen hen in lag het felle venijn: Samaria. Joden zagen Samaritanen als bastaarden, die ten onrechte een deel van de Joodse godsdienst gebruikten (de eerste vijf bijbelboeken). De kortste route tussen Galilea en Judea liep door Samaria. Maar de meeste Joden hadden zo’n afkeer van de Samaritanen, dat zij liever de Jordaan overstaken en om Samaria heen reisden.
Jezus was geboren in Betlehem (Judea) en opgegroeid in Nazaret (Galilea). Vanwege de Joodse feesten was hij al vaak op en neer naar Jeruzalem in Judea gereisd. Hij bleef na het schoonvegen van de tempel en het gesprek met Nicodemus eerst in Judea. De Bijbel geeft er niet zoveel details over, alleen dat mensen zich bij hem aansloten en door zijn leerlingen gedoopt werden.
De volgelingen van Johannes de Doper zagen dit als concurrentie. Maar Johannes wees deze competitiegedachte af en sloeg een brug naar Jezus. Hij moedigde zijn volgelingen aan om juist in Jezus te geloven. ‘Hij moet groter worden en ik kleiner.’1 De aansporing van Johannes werkte, want op een gegeven moment trok Jezus meer mensen dan Johannes. Toen rond december Jezus’ populariteit bekend werd bij de farizeeën, die een vrij strenge Joodse stroming vormden, schortte hij zijn werk in Judea op en ging weer naar Galilea.
Jezus koos niet voor de omweg, maar reisde dwars door Samaria. Tot verbijstering van zijn volgelingen knoopte hij in Samaria bij de Jakobsbron zomaar een gesprek met iemand aan, een vrouw nog wel. Niet alleen was zij een Samaritaanse, zij had ook nog een slechte reputatie. Daarom putte zij water midden op de dag, wanneer het stil was bij de bron en zij geen afkeurende blikken hoefde te trotseren
Door dit gesprek doorbrak Jezus scheidsmuren die in zijn tijd allerhande contacten onmogelijk maakten: die tussen Joden en Samaritanen, die tussen mannen en vrouwen en die tussen ogenschijnlijk ‘goede’ en ‘slechte’ mensen. Zo openbaarde Jezus de contactzoekende aard van zijn Vader, die hunkert naar verbinding met al zijn schepselen, niemand uitgezonderd. Jezus vertelde de dame dan ook dat de Vader niet zat af te wachten tot er mensen bij hem kwamen. Nee, de Vader was actief op zoek naar ieder die hem wilde aanbidden in ‘geest en in waarheid’, waar hij of zij dat ook deed.
Jezus bleek het verleden van de Samaritaanse vrouw te kennen. Zij concludeerde daaruit dat hij een profeet moest zijn. Ze vertelde dat ze de messias verwachtte, waarop Jezus zei: ‘Dat ben ik.’ Prompt kon zij de scheidsmuur tussen haar en haar omgeving doorbreken en rende ze naar de stad. Zij wist de hele bevolking bij Jezus te brengen. Na hem aangehoord te hebben, wilden de inwoners dat Jezus bleef. Pas twee dagen later vertrok hij. Daarna vertelden ze haar: ‘Wij geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt, maar we hebben hem zelf gehoord en we weten dat hij werkelijk de redder van de wereld is.’
1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Johannes 3:22-4:42. De citaten komen uit Johannes 3:30; 4:26 en 42.