139. Plein van de hemelse vrede

Jezus veegde de tempel ‘schoon’ en vroeg aandacht voor de betekenis van de offers

Bekend zijn de beelden van de eenzame ‘tankman’ in zijn zwarte broek en witte blouse. Hij was op 5 juni 1989 alleen gewapend met wat tasjes en vastberadenheid. Hij ging op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking voor een colonne voortdenderende tanks staan en dwong hen te stoppen, tot ze zelfs hun motoren uitzetten. Hij klom op de eerste tank en probeerde de bestuurders iets te vertellen. Pas toen hij er weer afsprong gingen de kleppen open en kon hij hen iets toeroepen, waarschijnlijk: ‘Waar zijn jullie mee bezig?’ Een paar minuten lang was er geen motorlawaai. Daarna vervolgden de tanks hun route. Wie de tankman was, is niet bekend. Maar zijn optreden heeft miljoenen geïnspireerd. Zozeer zelfs, dat het volgens velen vier maanden later tot de val van de muur van Berlijn heeft geleid.

Tegen de tijd van het jaarlijkse Pesachfeest reisde Jezus naar Jeruzalem.1 Daar bevond zich het échte plein van de hemelse vrede, het tempelplein. De offers die in de tempel gebracht werden, beeldden uit hoe God ging voorzien in ware vrede. Elk offerdier wees op het ‘lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt’,2 Jezus. Hij zou de ware vredesprijs betalen om daarmee het kwaad de mond te snoeren. Als de tempel zo’n verheven betekenis had, verwachtte je daar toch zeker vrede.

Maar niets was minder waar. Jezus kwam op het tempelplein dan wel geen ronkende tanks tegen, er was wel een hoop herrie en gebakkelei. De tempelautoriteiten eisten – terecht – dat de mensen offerdieren van goede kwaliteit brachten. Maar gecertificeerde dieren kon je alleen op het tempelplein aanschaffen voor een veelvoud van de gangbare prijzen. Tussen het vee verkochten wisselaars van achter hun tafels tempelmunten tegen een forse winst. Dit leidde uiteraard tot verhitte discussies.

De mensen beseften dat er bloed moest vloeien om vergeving te ontvangen. Ze hadden echter geen notie van de onderliggende gedachte. Niet wat de offers uitbeeldden stond nog centraal, maar hun onbetaalbaarheid. De offeraar dacht daardoor dat hij vergeving en vrede kocht, in plaats van dat hij inzag dat God daarin zou voorzien met zíjn ultieme offer.

Jezus knoopte een paar stukjes touw tot een zweep en wist het kabaal van de commerciemachine uit te zetten. ‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’ Hij straalde zo’n gezag uit, dat de verkopers niet wisten hoe snel zij zich met hun waren uit de voeten moesten maken.

Rust en vrede daalden neer in de tempel, waarin Jezus zijn core business hervatte. Hij onderwees, genas zieken en verrichte tekenen die zijn boodschap illustreerden. Velen gingen hierdoor in hem geloven. Maar Jezus was sceptisch. Hij was niet gekomen om bewondering te oogsten op basis van sensationele acties, maar om mensen een nieuw leven aan te bieden. Hadden ze wel door dat het daar om ging?

Niettemin waren de bevoegde overheden niet blij met deze situatie en het bijbehorende verlies aan inkomsten. ‘Met welk teken kunt u bewijzen dat u dit mag doen?’, vroegen ze Jezus. Hij antwoordde: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ De schrijver legt uit: ‘Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam.’ Jezus gebruikte een bijzonder woord voor ‘tempel’. Het verwees meer naar waar God verblijft, dan naar een gebouw.3 Dát teken zou zijn gedrag wettigen. Jezus, in wie God ten volle woont, zou zijn leven geven zoals de offerdieren in deze stenen tempel. Dat hij na drie dagen weer uit de dood op zou staan, zou bewijzen dat zijn sterven de diepe vervulling van al deze offers was.

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Johannes 2:13-25. De citaten komen uit Johannes 2:16, 18, 19 en 21.
2. Johannes 1:29
3. Tot nu toe stond er voor tempel het Griekse hieron. Voor zichzelf gebruikt Jezus naos.