Met het vestigen van zijn voorspelde rijk zorgde Alexander de Grote dat het Grieks de wereldtaal werd
Na Maleachi, het laatste boek van het Oude Testament, noemt de Bijbel geen profeten meer.1 Maar Gods aankondigingen klinken wel door in hoe de wereldgeschiedenis zich verder heeft ontrold. In de droom van Nebukadnessar en de twee dromen van Daniël2 had God aangezegd dat er nog drie wereldrijken zouden heersen. Met deze wereldrijken kreeg ook Israël te maken. Telkens weer waren er regimes waar het volk verantwoording aan moest afleggen en belastingen aan moest afdragen.
Aan het einde van het Oude Testament heersten de Medo-Perzen. Nebukadnessar had hen in zijn droom gezien als de zilveren borst en armen van het beeld. Daniël zag hen als een vraatzuchtige beer, die zich op één zij opricht, en als een ram met twee na elkaar opkomende horens, waarvan de laatste hoger was. Dit beeldde uit hoe de Perzen uiteindelijk de Meden zouden overstijgen. De ram stootte oppermachtig naar het westen, noorden en zuiden. Het Medo-Perzische rijk was groter dan Babylon, maar miste haar glamour. Onder de Perzen keerden veel Israëlische bannelingen, die onder de Babyloniërs waren weggevoerd, terug en probeerden weer een volwaardige natie te vormen.
Maar vanaf 333 voor Christus moesten de Perzen hun meerdere erkennen in een jonge Macedonische generaal, Alexander. Hij vestigde zijn Griekse Rijk in slechts tien jaar door middel van een Blitzkrieg. Nebukadnessar zag in zijn droom Alexanders rijk uitgebeeld door de koperen buik en lendenen van het metalen beeld. Daniël droomde eerst over een panter met vier vleugels en vier koppen en daarna over een uit het westen aanvliegende geitenbok met één horen. Die horen brak af en vier nieuwe horens kwamen in zijn plaats. De panter, de vleugels en het lage vliegen wezen treffend op de snelheid van Alexander de Grote, die ook Israël innam. Flavius Josephus, een Joodse schrijver uit de eerste eeuw na Christus, vertelt in zijn Joodse Oudheden dat de hogepriester in Jeruzalem
Alexander verwelkomde met de mededeling dat de profeet Daniël zijn veroveringen al had voorzien.
Alexander de Grote vestigde geen dynastie. Na zijn vroege dood in Babylon vochten zijn generaals om de macht in de ‘diadochenoorlogen’ (oorlogen van de kroonprinsen). Dat leverde uiteindelijk vier rijken op.3 Deze vier rijken kwamen overeen met de vier panterkoppen en de vier nieuwe geitenhorens uit Daniëls dromen. Eerst hoorde Israël bij het rijk van Ptolemaeus en zijn nazaten in Egypte, maar uiteindelijk heersten vanuit Syrië de Seleuciden over Israël. Na zware onderdrukkingen wisten de Israëlieten onder leiding van de Makkabeese dynastie, de Hasmoneeën, zich daarvan redelijk vrij te vechten.
Hoewel de Griekse wereldmacht dus politiek niet één geheel bleef, promootten de rijken die eruit voortkwamen wel de Griekse cultuur. Het Grieks groeide uit tot dé internationale taal, zoals het Engels van nu. De Hebreeuwse heilige boeken werden vertaald in het Grieks.4 Daarmee werd Israëls geloofsgoed toegankelijk in de taal die daarna nog eeuwenlang wereldwijd gesproken zou worden. In het Nieuwe Testament hebben Jezus’ volgelingen zijn leven ook in het Grieks beschreven. Zijn ‘goede nieuws’ (evangelie) konden ze daardoor snel en doeltreffend verspreiden.
1. Ook de zogenaamde deuterocanonieke boeken, die in de periode tussen het Oude en het Nieuwe Testament werden geschreven, noemen geen profeten.
2. Daniël 2, 7 en 8
3. Dat van Kassander (Macedonië en Hellas), Lysimachus (alles ten westen en zuidwesten van de Zwarte Zee), Seleucus (Groot Syrië tot aan India) en Ptolemaeus (Egypte).
4. Deze vertaling heet de Septuaginta (‘zeventig’) en verwijst naar de legende dat zeventig vertalers afzonderlijk tot exact dezelfde Griekse vertaling zouden zijn gekomen.