De Mensenzoon zal Gods Rijk vestigen omdat een universeel tribunaal zijn recht daartoe zal aantonen
Vraag supporters van twee elftallen naar een wedstrijdverslag, en je krijgt twee totaal verschillende beschrijvingen. Aan wiens kant je staat, bepaalt hoe je het verloop van de ontmoeting beschouwt.
In koning Nebukadnessars droom over de toekomst, vormden blinkende metalen voor hem treffende beschrijvingen van wereldrijken. Op het moment dat zijn kleinzoon Belsassar ging regeren, gaf God opnieuw zo’n toekomstdroom, maar dan aan Daniël, een gelovige.1 Voor Daniël verschenen de wereldrijken niet als glimmende metalen, maar als bloeddorstige roofdieren: Babylon was geen goud, maar een leeuw; Medo-Perzië geen zilver, maar een vraatzuchtige beer; Griekenland geen koper, maar een panter met vier koppen en vier vleugels. Het waren geen ijzeren benen die het Romeinse Rijk voorstelden, maar een verwoestend monster met ijzeren tanden. De verdeelde wereld werd niet uitgebeeld door voeten van ijzer en leem, maar door de tien horens van dit monster.
Er volgden een aantal aanvullende en onaangename details, die in Nebukadnessars toekomstdroom nog niet waren voorgekomen. Daniël zag tussen die horens een andersoortig brallerig type opkomen, dat drie horens ontwortelde. Hij streed tegen de ‘heiligen’ en probeerde ‘tijden en wet’ te veranderen. Hij groeide boven alle horens uit. Je kunt hierbij denken aan de machtige politieke invloed van de middeleeuwse kerk, die koningen en keizers kroonde. Zij kon andersdenkenden laten vervolgen. Het verheffen van de kerkleer boven de Bijbel en het verschuiven van de sabbat naar de zondag past bij deze beschrijving.
De climax van deze droom was echter positief: gelovigen zien de komst van Gods rijk niet als een vermorzelende meteorietinslag. Na alle ellende die Daniël had gezien, zag hij een grandioze inauguratieceremonie. De Mensenzoon2 (Jezus) aanvaardde het koningschap en eeuwige heerschappij. En dat niet zomaar. Eerst had een gigantisch tribunaal deze troonsbestijging rechtsgeldig verklaard, waarbij voor Gods troon een miljardenpubliek had meegekeken. ‘Duizend maal duizenden dienden hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend.’3 De Bijbel vertelt niet expliciet wie deze vele toeschouwers zijn, maar het feit dat zij ‘dienen’ is een hint dat het engelen zijn.
Ik herinner me nog de schampere reacties in de Westerse media ten tijde van het IJzeren Gordijn, als er alweer een dissident werd veroordeeld tot een strafkamp in Siberië. Die processen vonden gewoonlijk plaats achter gesloten deuren. Bij geheime rechtszaken denk ik altijd aan oneerlijkheid en gesjoemel. Zo’n matglazen rechtsgang heeft God niet nodig. Geen gesloten boeken, maar juist geopende. Gods bestuur is transparant. Hij is licht en heeft niets te verbergen.4
Bij het ‘oordeel’ denk ik natuurlijk ook aan mijn eigen zaak. Zal ik er wel goed doorheen komen? Ik moet dan niet vergeten dat deze rechtszitting in de eerste plaats Gods handelen onder de loep neemt. Alle feiten komen op tafel. Op basis daarvan veroordeelt het universum-brede tribunaal de kwade machten en kent aan de Mensenzoon het recht toe Gods rijk te vestigen. Het gaat niet om het recht van de sterkste, maar om dat van de rechthebbende. Mijn vrijspraak zit vast aan het gelijk dat de Mensenzoon krijgt. Verderop in Daniël lezen we dat de Mensenzoon daarvoor een onverslaanbare troef in handen heeft.
1. Daniël 7
2. Daniël 7:13, Statenvertaling en NBG-vertaling
3. Daniël 7:10
4. Gods transparantie gaat ver. Zij beperkt zich niet tot dit hemelse oordeel vooraf aan de vestiging van zijn rijk. Het bijbelboek Openbaring vertelt dat de boeken ook nog een keer opengaan voor alle mensen die op zijn toenaderingspoging zijn ingegaan. Daarna zelfs nog een keertje voor wie hem hebben afgewezen.