Categorie archieven: Deel 2. Scheppende liefde

25. Bomen

Twee bomen in Eden boden leven en vrijheid

Misschien ben je een beetje van slag geraakt, toen ik het twee hoofdstukjes geleden even over de ziel had. Inderdaad is het zo, dat je ziel niets te maken heeft met onsterfelijkheid of onstoffelijkheid. De ziel is in de Bijbel juist altijd stoffelijk: de complete mens. Aan de ziel wordt geen onsterfelijkheid toegeschreven. De uitdrukking ‘onsterfelijke ziel’ komt niet eens in de Bijbel voor. Alleen God bezit onsterfelijkheid, niemand anders.1

Schiep God dan sterfelijke mensen? Ja. Als alleen God onsterfelijk is, betekent dit dat alles en iedereen buiten God sterfelijk is.

Was het dan de bedoeling dat Adam en Eva ooit doodgingen? Nee. Midden in Liefland Eden stond een levensboom. Zolang zij daarvan aten, takelden zij niet af. In Liefland heerste niet de dood, maar het leven. Je zou kunnen zeggen dat Adam en Eva voorwaardelijk onsterfelijk waren.

Nu, in de eenentwintigste eeuw, heeft geen mens meer toegang tot de levensboom. Er wordt gezegd dat je vanaf je geboorte al begint te sterven. Anderen zeggen dat je pas rond je drieëntwintigste begint te slijten. Hoe het ook zij, onze aftakeling is voor ons een vaststaand gegeven.

In Openbaring, het laatste bijbelboek, geeft Johannes een blik op Gods toekomstige koninkrijk. Hierin zullen geen dood en geen verdriet meer zijn. Dat komt niet doordat de mensen dan onsterfelijke zielen hebben, maar doordat daar opnieuw een levensboom staat.2

Als we spreken over Eden als een oord van liefde, betekent dat ook dat het een oord van vrijheid moet zijn geweest. Daarom stond er naast de levensboom nog een andere bijzondere boom: die van de kennis van goed en kwaad. God waarschuwde de mensen daarvan niet te eten, want dat zou onherroepelijk op hun dood uitlopen.

Ik ken mensen die foeteren op de aanwezigheid van deze boom in Eden. Wat een ellende is er door gekomen. Maar je moet wel beseffen wat zijn functie was. De boom was niet bedoeld om Adam en Eva in de val te lokken of uit te testen. Integendeel, deze boom garandeerde juist hun vrijheid.

Adam en Eva waren dan wel geschapen naar Gods beeld en de liefde was hun vanzelfsprekende levensmotto, maar zij werden niet gedwongen uit liefde te blijven leven. De dagelijkse keuze voor de liefde stond hun helemaal vrij, omdat zij door deze boom het recht en de mogelijkheid in handen hadden om zich los te maken van God en zijn idealen. Daarom moest deze boom in Eden staan. Zonder hem zouden Adam en Eva niet meer dan voorgeprogrammeerde robotten zijn. De liefde houdt op liefde te zijn, zodra zij geprogrammeerd is. Verbondenheid is dan gebondenheid.

Je kunt wel raden van wie ik vermoed dat hij voortdurend bij die boom van kennis van goed en kwaad rondhing.

 

1. 1 Timoteüs 6:16

2. Openbaring 22:2