98. Tempelpassie

Vechtjas David mocht Gods tempel niet bouwen, maar wel voorbereidingen treffen

We lazen al over Davids hartstocht voor ‘Gods huis’. Dat bestond in zijn tijd slechts uit een tent. Hij wenste God een imposante en mooie tempel toe. Maar hij mocht die van God niet zelf bouwen. Hij had veel en grote oorlogen gevoerd. ‘Daarom zul jij geen huis bouwen voor mijn naam, je hebt te veel bloed vergoten.’ Geweld en Gods karakter gaan niet samen. Maar Davids zoon zou een man van vrede zijn. ‘Salomo (Vredelievend) zal hij daarom heten. Hij zal een huis bouwen voor mijn naam.’1

Daarmee was voor David de kous niet af. ‘Mijn zoon Salomo is nog jong en onervaren, en de tempel die voor de HEER zal worden gebouwd moet zo groots en indrukwekkend worden dat hij over de hele wereld geroemd en bewonderd wordt. Laat ik daarom vast voorbereidingen treffen.’2 Dat is zwakjes uitgedrukt. Op het moment dat David zijn macht aan Salomo overdroeg, had hij voor de tempel alvast drie miljoen kilo goud en dertig miljoen kilo zilver vergaard. Persoonlijk legde hij daar nog eens 90.000 kilo goud en 210.000 kilo zilver bij. Toen hij vroeg of zijn ondergeschikte leiders ook nog iets wilden geven, legden die nog eens 150.000 kilo goud en 300.000 kilo zilver op tafel. Zijn passie werkte aanstekelijk.

David werkte alvast dienstroosters uit en maakte bestektekeningen ‘op aanwijzing van de HEER, die mij heeft laten zien hoe het bouwplan moet worden uitgevoerd’.3 Dat vind ik mooi. De tempel van de God van liefde kon niet op naam komen van deze vechtjas. Maar God ging zover mogelijk om Davids hartstocht ruimte te bieden, tot aan de bouwtekeningen toe.

David beloofde zijn zoon: God ‘zal je niet verlaten en niet van je zijde wijken zolang de uitvoering van het werk aan de tempel van de HEER niet is voltooid’. Inderdaad werd deze bouwfase van zeven jaar de mooiste periode van Salomo’s ambtstermijn. Hij had een goed huwelijk en heerste ‘over het hele gebied ten westen van de Eufraat … tot aan Gaza … in vrede met alle omringende landen’. De bevolking was zo talrijk ‘als zandkorrels aan de zee’. Zijn onderdanen waren gelukkig en hadden volop te eten en te drinken. Ze konden ‘onbezorgd onder hun wijnrank en hun vijgenboom zitten’.4

Al Gods beloften aan Abraham kwamen nu uit. Salomo’s wijsheid werd wereldberoemd en daarmee was hij een zegen voor de volken van zijn tijd. Als Gods zaak jouw hoogste prioriteit is, zul je merken dat je daardoor alle andere zaken in hun juiste perspectief zet. Dat brengt wijsheid en geluk.

Bij de inwijding van de schitterende tempel bad Salomo dat God zou luisteren naar alle gebeden die hier zouden klinken, zowel van Israëlieten als van vreemdelingen. Hij vroeg ook of God vanuit de tempel recht wilde verschaffen – de tempel had namelijk ook een rechtbankfunctie. Opmerkelijk was zijn verzoek voor het geval de Israëlieten ooit afvallig van God werden en uit hun land zouden worden verdreven: ‘Wanneer ze zich … weer met hart en ziel aan u toewijden en bidden in de richting van het land dat u aan hun voorouders hebt gegeven, naar de stad die u hebt uitgekozen en de tempel die ik voor uw naam heb gebouwd, luister dan vanuit de hemel, uw woonplaats, naar hun bidden en smeken en verschaf hun recht.’5 Later zullen we zien dat Daniël als banneling in Babylon hierop rekende.

‘Kom, HEER, mijn God, neem hier uw intrek, u en uw machtige ark. Mogen uw priesters bekleed zijn met zegen, uw getrouwen zich verheugen in geluk. HEER, mijn God, wijs uw gezalfde niet af, gedenk de trouw van uw dienaar David.’6 God drukte zijn ‘ja’ uit door de tempel te vullen met een wolk.

1. 1 Kronieken 22:8,10
2. 1 Kronieken 22:5
3. 1 Kronieken 28:19
4. 1 Kronieken 28:20, 1 Koningen 4:20; 5:4,5
5. 2 Kronieken 6:34,35
6. 2 Kronieken 6:41,42