213. Gods zegel

Ieder die het nieuws van zijn goedheid omarmt, verzegelt God met zijn heilige Geest

‘Heer, uw profeten hebben ze gedood, uw altaren verwoest. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’1 Dat riep de profeet Elia, nota bene nadat hij vuur uit de hemel had laten neerdalen. Nu was hij als de dood voor Izebel, de koningin die de afgod Baäl promootte. God verraste Elia daarop met zevenduizend mensen, die, net als hij, niet voor Baäl geknield hadden.

Zo’n ‘Eliagevoel’ zou ons na Openbaring 13 ook makkelijk kunnen bekruipen: een periode waarin de hele wereld Satan lijkt te aanbidden. Is er nog wel iemand die God dient? In hoofdstuk 14 verrast God óns vervolgens. Johannes ziet het lam op Sion, de berg van verlossing. 144 duizend mensen staan bij hem. Zij dragen geen teken van het beest, maar hebben de naam van het lam en die van zijn Vader op hun voorhoofd – zij horen bij en lijken op God. Zij vormen Gods antidraakpartij.

In Openbaring 7 heeft Johannes al een ‘andere engel’ horen roepen dat hij het zegel van God op het voorhoofd van Gods dienaren moet aanbrengen.2 Niet op hun rechterhand, want God doet zoiets niet zonder hun instemming. Johannes hoort dat 144 duizend personen, twaalfduizend per stam van Israël, het zegel dragen. Dit aantal heeft een symbolische waarde: duizend maal Gods volk in het kwadraat. Bij het opsommen ervan worden afvallige stammen overgeslagen. Het gaat niet om een letterlijk aantal letterlijke Israëlieten. Als Johannes ze te zien krijgt, is het namelijk een onafzienbare menigte, die niet te tellen is, ‘uit alle landen en volken, van elke stam en taal’.

In de diverse reeksen van Openbaring verschijnt telkens vlak voor de climax ervan zo’n ‘andere engel’ met een soort laatste mededeling. De ‘andere engel’ die Gods dienaren verzegelt, doet dat tussen het zesde en het de zevende zegel (vak 1C). Op de plattegrond van Openbaring kun je zien dat er tussen de zesde en de zevende bazuin ook eentje verschijnt (vak 2A). Vlak voor de val van de hoerenstad Babylon kondigt ‘een andere engel’ die ineenstorting aan (vak 3A). Maar in het centrale vak (2B) vliegen er vóór de beschrijving van Jezus’ terugkeer maar liefst drie ‘andere engelen’ achter elkaar. Zij bundelen deze laatste oproepen.3 Tegen al het gebrul van de diverse beesten in, laten deze gezanten het andere geluid van God horen.

De eerste van deze drie ‘andere engelen’ heeft een eeuwig evangelie bij zich. Dit evangelie bevat het goede nieuws van God, die de gebrokenheid van het universum heeft hersteld door zichzelf te laten breken. Dat is de basis van alles wat te verkondigen is. Het is bestemd voor mensen ‘uit alle landen en volken, van elke stam en taal’, dezelfde doelgroep als waaruit de 144 duizend verzegelden komen.

Volgens Paulus word je, wanneer je dit evangelie omarmt, ‘verzegeld met de heilige Geest der belofte’. Wie Gods Geest niet heeft, hoort niet bij hem. De vrucht van de Geest bestaat uit ‘liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing’, eigenschappen van God.4 Dus ook Gods verzegelden worden als degene die zij aanbidden.

Door alle eeuwen heen heeft God mensen verzegeld met zijn Geest op basis van hun aanvaarding van het evangelie. We zullen ontdekken dat de drie ‘andere engelen’ van het centrale vak (2B) enkele onderwerpen aansnijden, waar juist de verzegelden van onze tijd oor voor zullen hebben.

1. Romeinen 11:3
2. Dit hoofdstuk beslaat Openbaring 7 en 14:1-9. De citaten komen uit Openbaring 7:2, 9 en 14:6. Zie hoofdstuk 208 voor de plattegrond.
3. De nieuwste vertalingen maken dit niet allemaal duidelijk, maar de grondtekst vermeldt: ‘andere engel’, ‘andere engel twee’ en ‘andere engel drie’ in Openbaring 14:6, 8 en 9
4. Efeziërs 1:13, NBG-vertaling; Romeinen 8:9; Galaten 5:22,23