204. Testamenten

Paulus en Petrus hamerden in hun ‘testamenten’ op de Schrift, Jezus’ terugkeer en de liefde

Als christelijk boegbeeld werd Paulus onder Nero opnieuw gearresteerd. Hij belandde nu in een kerker zonder privileges. In de steek gelaten en zonder steun stond hij terecht en schreef de laatste brief die we van hem hebben, de tweede aan Timoteüs.1 Ook Petrus schreef nog een brief aan allen die het kostbare geloof hadden ontvangen. Rond het jaar 68 werden Paulus en Petrus los van elkaar in Rome terechtgesteld. Welke ideeën hebben zij als laatste nog aan anderen toevertrouwd?

Paulus wilde dat Timoteüs zorgde dat de fakkel van het goede nieuws alsmaar door zou worden gegeven: ‘Geef wat je in aanwezigheid van velen van mij hebt gehoord, door aan betrouwbare mensen die geschikt zijn om anderen te onderwijzen.’ Dat goede nieuws draaide om Jezus’ onwrikbare trouw:

Als wij met hem gestorven zijn, zullen we ook met hem leven; als wij volharden, zullen we ook met hem heersen; als wij hem verloochenen, zal hij ons ook verloochenen; als wij hem ontrouw zijn, blijft hij (ons) trouw, want zichzelf verloochenen kan hij niet.

Daarnaast beschreef Paulus de mentaliteit van de laatste dagen voor Jezus’ terugkomst op aarde, waarvan ik vandaag veel om me heen herken: ‘De mensen zullen egoïstisch zijn, geldzuchtig, zelfingenomen en arrogant. Ze zullen God lasteren, geen ontzag tonen voor hun ouders, ondankbaar zijn en niets heilig achten. Ze zullen harteloos zijn, onverzoenlijk, lasterziek, onbeheerst en wreed … Het genot zullen ze meer liefhebben dan God.’

Hij benadrukte het belang van de heilige geschriften – die bestonden in zijn tijd alleen uit het Hebreeuwse Testament –  ‘die je wijsheid kunnen geven, zodat je wordt gered door het geloof in Christus Jezus. Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven.’

Paulus’ executie naderde, maar hij had het geloof behouden. Nu wachtte hem ‘de krans van de gerechtigheid’ die de Heer zou geven aan hem en aan ieder die naar zijn komst had uitgezien.

Ook aan Petrus had Jezus laten weten dat zijn ‘tent’ binnenkort zou worden afgebroken. Petrus had Jezus’ grootheid met eigen ogen gezien. Zijn vertrouwen in de profeten was daardoor rotsvast geworden. Hij raadde aan dat we ons richten op de profetische geschriften ‘als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt’. Besef daarbij ‘dat geen enkele profetie uit de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat, want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.’

Aan het einde van de tijd zullen spotters smalend over Jezus zeggen: ‘Waar blijft hij nu? Hij had toch beloofd te komen? De generatie voor ons is al gestorven, maar alles is nog steeds zoals het sinds het begin van de schepping geweest is.’ Maar ze vergeten dat de aarde al eens door water is vergaan. De huidige wereld zal worden verteerd door vuur. God is niet traag. Voor hem is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag. Hij stelt het zo lang uit, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat. Zijn geduld is onze redding. ‘Wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.’
Misschien wel het mooiste van de twee brieven ontdek je tussen de regels door: verbroedering. Ooit stonden ze tegenover elkaar, maar nu prees Petrus

de brieven van Paulus aan, die op zijn beurt verlangde naar de steun van Johannes Marcus. Dit telt het zwaarst voor een God van verbondenheid.

1. Dit hoofdstuk beslaat 2 Timoteüs en 2 Petrus. De citaten komen uit 2 Timoteüs 2:2, 11-13; 3:2-4, 15-16; 4:8; 2 Petrus 1:14,19, 20-21; 3:4 en 13.