173. Winst door verlies

Jezus zou Satan verslaan door het kruis. Daar was hij angstig over.

In de tempel etaleerden de rijken hun geefgedrag bij de donatiekist.1 Maar Jezus wees op een arme weduwe die twee muntjes door de gleuf liet glijden: ‘Deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen … want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had.’ God kijkt naar je hart, niet naar je etalage. Enkele Grieken wilde Jezus ontmoeten. Ze kregen geen bravoure te zien. Integendeel. Jezus legde uit dat hij tot majesteit zou worden verheven, maar dan wel via een heel vernederende weg. ‘Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht.’ Hij wist wat hem stond te wachten.

‘Nu ben ik doodsbang. Wat moet ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben ik juist gekomen. Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader.’ Prompt klonk er een stem uit de hemel: ‘Ik heb mijn grootheid getoond en ik zal mijn grootheid weer tonen.’ De mensen dachten een donderslag of een engel gehoord te hebben. Maar Jezus legde uit: ‘Die stem heeft niet voor mij gesproken, maar voor u. Nu wordt het oordeel over deze wereld geveld, nu zal de heerser van deze wereld uitgebannen worden. Wanneer ik van de aarde omhooggeheven word, zal ik iedereen naar mij toe halen.’

Jezus zou Satan, de heerser van deze wereld, verslaan door zich omhoog te laten heffen – een verwijzing naar zijn kruisdood. Niet alleen zou dit de duivel ontkrachten, het zou ook als een magneet mensen tot hem trekken – voor de Heer van verbondenheid het mooiste wat hij zich kon wensen.

Deze boodschap kwam nog niet bij de toehoorders aan. ‘Maar wij hebben uit de wet begrepen dat de messias eeuwig blijft leven,’ antwoordden zij. Dat leert de Schrift inderdaad. Maar zij verwijst ook vele malen naar het lijden en sterven van de messias, voordat hij voor eeuwig de troon bestijgt. Het menselijke brein kan heel selectief opereren en ongewenste informatie negeren.

Een tussenbalans maakt duidelijk dat – globaal gezien – de godsdienstige leiders zich niet aan Jezus hadden verbonden, ondanks zijn wondertekenen. Er waren wel leiders bij die in hem geloofden, maar die durfden daar niet voor uit te komen. De farizeeën zetten hen dan uit de synagoge. Ze wilden deel blijven uitmaken van het establishment. Ze stelden ‘meer prijs op de eer van mensen dan op de eer van God’ en hielden hun overtuigingen geheim. Zou het kruis dit stilzwijgen kunnen doorbreken? Jezus vatte wat hij verkondigd had nog eens samen:

Wie in mij gelooft, gelooft niet in mij, maar in hem die mij gezonden heeft, en wie mij ziet, ziet hem die mij gezonden heeft. Ik ben het licht dat naar de wereld is gekomen, opdat iedereen die in mij gelooft niet meer in de duisternis is. Als iemand mijn woorden hoort maar ze niet bewaart, zal ik niet over hem oordelen. Ik ben immers niet gekomen om over de wereld te oordelen, maar om de wereld te redden. Wie mij afwijst en mijn woorden niet aanneemt heeft al een rechter: alles wat ik gezegd heb zal op de laatste dag over hem oordelen. Ik heb niet namens mezelf gesproken, maar de Vader die mij gezonden heeft, heeft me opgedragen wat ik moest zeggen en hoe ik moest spreken. Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent. Alles wat ik zeg, zeg ik zoals de Vader het mij verteld heeft.

Dit was geen slappe filosofische hap, maar stevige levenskost. Jezus claimde niet alleen wijsheid te brengen, maar vooral eeuwig leven. De komende dagen zouden daarvoor cruciaal zijn.

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Marcus 12:41-44; Lucas 21:1-4 en Johannes 12:20-50. De citaten komen uit Marcus 12:43-44; Johannes 12:24, 27-28, 30-32, 34, 43 en 44-50.