153. Rust bieden, afkeer oogsten

Jezus bood door zijn ‘juk’ basisvrede aan, maar de farizeeën bestempelden zijn kracht als satanisch

Ondanks allerlei uitvindingen die ons zouden moeten ontlasten, kom ik nog steeds heel veel mensen tegen die op hun tandvlees lopen. Studies, carrières, reputaties, ambities, deadlines, hypotheken, relaties en zelfs therapieën zetten ons onder een loodzware druk.

Hoewel het leven in de dagen van Jezus wat minder gecompliceerd in elkaar stak dan nu, was het niet minder stressvol. De buitensporig hoge eisen die bepaalde religieuze leiders hun volgelingen oplegden, droegen daar ook aan bij. Daarom klinkt de volgende uitnodiging van Jezus mensen van alle tijden weldadig in de oren:

Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.1

Jezus wil geen druk op ons leggen. Hij gunt ons juist ‘werkelijke rust’, basisvrede. Niet dat hij ons vrijwaart van uitdagingen en moeiten. Maar we kunnen ze dragen, omdat hij ons zijn zachte ‘juk’ in gebruik geeft. Een juk is geen last, maar een hulpmiddel dat het dragen van je last vergemakkelijkt. Zoals een winkelwagentje. Dat vermindert je boodschappen niet, maar maakt ze wel veel hanteerbaarder.

Het inzetten van zijn juk koppelde Jezus aan het bij hem in de leer zijn. Jezus beloofde dat het leven op basis van zijn onderwijs onder alle omstandigheden rust garandeerde. Dat mogen we geloven omdat hij ‘zachtmoedig en nederig van hart’ was. Daarmee maakte Jezus aanspraak op het gezag van Mozes, de belangrijkste leraar en wetgever van de Bijbel. Jezus was de profeet die Mozes had aangekondigd, die op hem zou lijken. Ook Mozes was een ‘zeer zachtmoedig man’. Maar Jezus claimde hiermee ook het inzicht van Salomo, de wijze zoon van David, die had gezegd: ‘wijsheid woont bij de nederige’.2

Ondertussen ervoer Jezus steeds meer weerstand van de religieuze leiders, met name van de farizeeën. In Kafarnaüm fluisterden ze al achter zijn rug om: ‘Het is dankzij de vorst der demonen dat hij demonen kan uitdrijven.’ Toen Jezus weer een demon uitdreef, waardoor iemand die blind en stom was weer kon zien en spreken, reageerden de omstanders met: ‘Zou híj de Zoon van David zijn?’ Maar Jezus wist dat de aanwezige farizeeën tegen elkaar foeterden: ‘Hij kan die demonen alleen maar uitdrijven dankzij Beëlzebul, de vorst der demonen.’

Jezus wees erop dat dit een onzinnige bewering was, want Satan zou daarmee zijn eigen domein ondermijnen. Trouwens, dankzij welke macht deden hun eigen exorcisten hun werk dan? ‘Maar als ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij jullie gekomen.’

Door het werk van de heilige Geest toe te schrijven aan de duivel, speelden de farizeeën een gevaarlijk spel. ‘Wie de Geest lastert kan niet worden vergeven.’ De heilige Geest geeft mensen een besef van hun misslagen.3 Wie die invloed wegwuift als afkomstig van Satan, kan door God niet terecht worden gewezen. Hij zal Gods vergeving niet wensen of accepteren, want in zijn eigen ogen doet hij goed.

Jezus’ goddelijke mandaat was herkenbaar, ‘want aan de vruchten herkent men de boom’. Maar de leiders wilden nóg een teken. Daarop beloofde Jezus deze ‘verdorven en trouweloze generatie’ enkel het teken van Jona, die drie dagen in een vis zat. Jezus zou drie dagen in de buik van de aarde vertoeven.

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Matteüs 11:28-30; 12:22-45 (zie ook Marcus 3:20-30 en Lucas 11:14-32). De citaten komen uit Matteüs 11:28-30; 9:34; 12:23-24, 28, 31, 33 en 39.
2. Deuteronomium 18:15; Numeri 12:3 (Willibrordvertaling 1995) en Spreuken 11:2 (NBG-vertaling). Zie ook de hoofdstukken 77 en 78 van dit boek.
3. Johannes 16:8