146. Iedereen welkom

Vooralsnog kon Jezus in Galilea onbelemmerd Gods wijd uitgestoken handen weerspiegelen

De overheid spendeert grof geld aan voorlichting, opdat wij contacten vermijden die het hiv-virus, SOA’s, vogelgriep en andere besmettelijke ziekten overdragen. Israëls gezondheidswetten beoogden hetzelfde. Verzieking is daarbij het uitgangspunt. Wat gezond is, wordt ziek als het iets zieks aanraakt. Niet andersom, hoe graag sommigen ook zouden willen dat aids bijvoorbeeld zou genezen door contact met een gezond iemand. Schone en vieze kleren over elkaar gaan beide stinken, niet samen fris ruiken.

Tijdens Jezus’ rondreis door Galilea wierp een lepra-patiënt zich voor hem op de grond. De man smeekte Jezus: ‘Heer, als u wilt, kunt u mij rein maken.’1 Een Israëliet gruwde bij de gedachte zo’n patiënt aan te raken. De wet van Mozes verbood het zelfs. Maar Jezus’ missie lag op een hoger plan dan het veiligstellen van zijn eigen gezondheid. Met opzet raakte hij de man aan: ‘Ik wil het, word rein!’ Hij keerde het besmettingsprincipe om. Zijn helend vermogen overtrof de zwaarste aantasting. Jezus toonde dat God met ieder mens de band wil herstellen. Je bent voor hem nooit te hopeloos. De man genas en was ‘rein’. In de Bijbel overlappen de begrippen ‘rein’ en ‘gezond’ elkaar.

Jezus schoof de wet van Mozes overigens niet terzijde. Hij droeg de genezen man op: ‘Ga u aan de priester laten zien en breng een offer voor uw reiniging, zoals Mozes heeft voorgeschreven, als getuigenis voor de mensen.’ Het was de taak van de priesters om genezing van lepra vast te stellen en iemand dan weer officieel gezond te verklaren nadat hij een offer had gebracht.2

Terug in Kafarnaüm liep het in Jezus’ huis storm. Uit het hele land kwamen zelfs wetgeleerden en farizeeën naar hem luisteren. Mannen die met hun verlamde vriend op een draagbed sjouwden, konden zich niet door de drukte heen wurmen. Ze braken het dak open en lieten hem op zijn draagbed omlaag zakken. Maar Jezus genas de zieke niet meteen. De grootste behoefte van deze man was niet om te kunnen lopen. Jezus zei: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’

Op deze woorden reageerden de aanwezige bijbelgeleerden verontwaardigd: ‘Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven!’ Natuurlijk hadden ze gelijk, ware het niet dat Jezus God onder de mensen was. ‘Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Daarop zei hij iets tegen de verlamde, wat ons ondertussen bekend in de oren klinkt: ‘Sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ En zo geschiedde.

In het tolstation van Kafarnaüm zat Matteüs, ook wel Levi genoemd, tolgelden te innen. Dat was zeer lucratief, maar het werk werd ook beschouwd als heulen met de Romeinse bezetter. Toen Jezus langsliep, zei hij tot ieders verbazing tegen Matteüs: ‘Volg mij.’ Matteüs liet, net als de vissers, alles achter en volgde Jezus. Bij zich thuis organiseerde hij zelfs een receptie met Jezus als eregast. Talloze ex-collega’s en ‘zondaars’ kwamen op het feest af. De religieuze leiders snapten niet dat Jezus met zulke slechterikken aan tafel wilde zitten. Hij zei tegen hen: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar wie ziek is wel; ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars aan te sporen een nieuw leven te beginnen.’

Zo maakte Jezus in woord en daad steeds duidelijker hoe groot Gods hart is. Hij wilde met iedereen het verleden afsluiten en opnieuw beginnen, met de afzichtelijke lepralijder en ook met de stinkrijke landverrader. Jezus’ wondertekenen van genezing onderstreepten dat die boodschap waar was.

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Lucas 5:12-32 (zie ook Matteüs 8:2-4; 9:2-13 en Marcus 1:40-2:17). De citaten komen uit Lucas 5:12, 13, 14; Marcus 2:5, 7, 10, 11 en Lucas 5:27 ,31, 32.
2. Leviticus 14