128. Dikker of zwanger?

Gabriël, die Daniël al over de komende messias verteld had, kondigde Maria diens geboorte aan

Als Zijne Majesteit het parlement betreedt, is het niet de toiletjuf die dat aankondigt. Hoe belangrijker de arriverende persoon, hoe hoger de rang van degene die dat mededeelt.

Toen het moment aanbrak dat God als mens op aarde zou komen, was het niet zomaar een anonieme engel die dat aankondigde. Deze belangrijke opdracht ging naar de engel Gabriël, ‘die altijd in Gods nabijheid is’.1 Vier en een halve eeuw daarvoor, toen Jeruzalem nog in puin lag, was hij al in Babylon bij Daniël. Hij vertelde hem toen allerlei details over de komende vorst, de messias.

Nu vloog hij naar de tempel in Jeruzalem. Daniël had toen zo hartstochtelijk voor Jeruzalem en de tempel gebeden en die waren dan ook herbouwd. Zacharias, een oude kinderloze priester, deed dienst. Gabriël vertelde hem dat hij van zijn vrouw Elisabet toch nog een zoon zou krijgen, en wat voor één: ‘Hij zal vervuld worden van de heilige Geest terwijl hij nog in de schoot van zijn moeder is.’ Ze moesten hun kind Johannes (God is een genadige gever) noemen. Hij zou ‘het volk gereedmaken voor de Heer’.

Zes maanden later betrof Gabriëls volgende missie die ‘Heer’ zelf. Hij liet de pracht van Jeruzalem links liggen en diende zich in het noordelijke gehucht Nazaret in Galilea aan bij het meisje Maria. Maria was in ondertrouw met Jozef, vermoedelijk een weduwnaar met kinderen.

Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven.

Gabriël wond er geen doekjes om. Haar toekomstige kind Jezus (Grieks voor Jozua) was degene waar Mozes, David en vele anderen op vooruit gewezen hadden. Ieder Israëlisch meisje droomde ervan moeder van die zoon te worden. Maar Maria had een praktische vraag, want ze wist hoe zwangerschappen begonnen. ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ Gabriël antwoordde hierop:

De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.

Er bestaat geen menselijk referentiekader voor wat Gabriël vertelt, dus ook niet voor Maria. Ging de heilige Geest in haar schoot God en mens samenbrengen? Ging zij daarvan in verwachting raken? Er bestonden nog geen zwangerschapstesten. Hoe kan ze dan weten dat als haar omvang toenam, zij niet gewoon dikker werd, maar zwanger was? En hoewel zij zelf wel wist dat er geen man in het spel was, hoe kon zij weten dat wat in haar buik zou groeien van God afkomstig was?

Gabriël zei tegen Maria dat ze naar haar bloedverwante Elisabet moest gaan. Het wonder dat Elisabet op hoge leeftijd een zoon van Zacharias kreeg, zou bevestigen dat Gabriëls woorden klopten.
Maria wimpelde wat haar overkwam niet af als een fata morgana. Ze zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Ze handelde ook naar wat ze zei, door onmiddellijk naar het zuiden te reizen, naar Zacharia en Elisabet in het bergland van Judea.

1. Dit hoofdstuk is gebaseerd op Lucas 1:5-39. De geciteerde verzen zijn Lucas 1:19, 15, 17, 31, 32, 34, 35 en 38.