103. Teveel van het goede

Salomo kon alle luister niet aan en raakte los van God, Sulammith en zijn roeping

Mensen die de beschikking krijgen over onnoemelijk veel rijkdom gaan soms rare dingen doen. Salomo’s vaste jaarinkomen bedroeg 6661 talent (20.000 kilo) goud. Daar bovenop kwamen nog de handelsinkomsten en de belastingen die vorsten afdroegen. Hij zorgde dat zilver in Jeruzalem even gewoon werd als steen.2 Als Salomo beschikte over zo veel meer rijkdom, luister en wijsheid dan zijn vader David, en hij degene was die Gods tempel bouwde, waarom stond hij dan niet symbool voor de komende messias?

Salomo regeerde veertig jaar. De eerste helft daarvan richtte hij zich op het bouwen van de tempel, paleizen en versterkingen in Jeruzalem. Hij leefde daarbij gefocust op God. Maar wat moest hij gaan doen toen al die projecten klaar waren? Op dat moment verscheen God voor de tweede keer aan hem om hem aan te sporen op koers te blijven: ‘Als jij mij met heel je hart oprecht toegewijd blijft … zal ik ervoor zorgen dat jouw troon in Israël nooit wankelt, zoals ik je vader David heb beloofd … dat er altijd een van zijn nakomelingen op de troon van Israël zou zitten.’3

Gods aanmoediging mocht niet baten. Zonder bouwuitdagingen had Salomo niet meer genoeg aan alleen Sulammith. Hij ging achter andere vrouwen aan, nota bene uit volken waarover God gezegd had: ‘Jullie mogen je niet met hen inlaten, … anders zullen zij jullie ertoe verleiden hun goden te gaan dienen.’ Precies op die vrouwen viel Salomo. Hij bouwde een harem van 700 hoofdvrouwen en 300 bijvrouwen op. Op zijn oude dag verleidden ze hem om zijn heil te zoeken bij afgoden als ‘Astarte, de godin van de Sidoniërs, en Milkom, de gruwelijke god van de Ammonieten’.4

Overvloed en invloed zijn, in de handen van iemand die God is toegewijd, instrumenten om zegen en voorspoed te brengen in de hele maatschappij. Salomo had wereldwijd zoveel goeds kunnen verrichten. Maar je wordt wat je aanbidt. In navolging van de zinnelijke karakters van zijn afgoden gooide Salomo zich op allerhande genotzoekerij en egostreling. Hij probeerde alles uit.

Tenslotte kwam hij tot een pijnlijke conclusie: het was allemaal zo zinloos en leeg. Dat verwoordde hij in Prediker, het meest cynische boek van de Bijbel. De bezieling van Hooglied en de praktische nuchterheid van Spreuken kom je hierin niet meer tegen. Je leest slechts de bittere verzuchtingen van iemand die foute keuzes heeft gemaakt en op het leven is afgeknapt.

Salomo staat aan het eind van Prediker eigenlijk met lege handen. Hij kan alleen maar wijzen op wat hem aan begin van zijn leven werkelijke vervulling heeft gegeven: ‘Gedenk daarom je schepper in de dagen van je jeugd – voordat de slechte dagen komen en de jaren naderen waarvan je zegt: In deze jaren vind ik weinig vreugde meer. … Heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens, want God oordeelt over elke daad.’5

Het vergt karakter om weelde en macht te kunnen dragen. Salomo kon dat niet en zakte door het ijs. Daarom drukte hij zijn vader David niet weg als symbool van Gods komende gezalfde. Integendeel. In het laatste bijbelboek loopt er juist van Salomo een lijn naar een macht die net als hij rijk en invloedrijk is, maar niet trouw aan God blijft. Misschien is het wel een zegen dat ik niet zo rijk ben.

1. Het getal 666 komt in de Bijbel verder alleen voor in het bijbelboek Openbaring
2. 1 Koningen 10:14, 27
3. 1 Koningen 9:4,5
4. 1 Koningen 11:1-5
5. Prediker 12:1, 13,14